Er was eens een arme molenaar die drie zonen had.
Toen de molenaar stierf, namen de eerste twee zonen gulzig alles mee en verlieten het huis. Ze lieten alleen de kat achter voor de derde zoon. De zoon was erg verdrietig. Hij hield het meest van zijn vader en weende om hem en zei: “Ik heb niets behalve deze kat! Ik zal hem opeten en dan zal ik spoedig ook sterven!” Toen hij dit hoorde, zei de kat: “Meester, geef mij alstublieft een zak vol wortels en graan en kijk eens wat voor grote wonderen ik kan verrichten! Geef mij ook een jas en uw laarzen!” De molenaarszoon gaf de kat alles waar hij om vroeg.
De Gelaarsde Kat ging nu op weg naar de jungle. Hij zette een val met wortels erin en ving een konijn. Gelaarsde Kat ving ook een paar patrijzen met het graan dat zijn meester hem had gegeven. Gelaarsde Kat ging toen naar de koning. Hij liet de patrijzen en het konijn aan de koning zien en zei: “Uwe Majesteit! Dit zijn geschenken van mijn meester, de Markies van Carabas!” De koning was erg blij met de geschenken.
Op de terugweg naar huis kwam Gelaarsde Kat langs enkele velden waar oogstmachines in de zon aan het werk waren. Hij gebood hen: “Als iemand je vraagt van wie dit veld is, moet je antwoorden dat het van de Markies van Carabas is! Als jullie het er niet mee eens zijn, laat ik de ogre jullie allemaal opeten!” De arbeiders waren bang voor de ogre en stemden toe.
Toen de Gelaarsde Kat thuiskwam, zei hij tegen zijn meester: “Meester, u zult de koning binnenkort ontmoeten! Doe wat ik zeg. Ga naar de rivier vlakbij en neem een bad!” De man deed wat zijn kat hem opdroeg. Hij trok zijn kleren uit en sprong in de rivier. De Gelaarsde Kat nam onmiddellijk al zijn kleren en verstopte zich achter een rots in de buurt. Toen de koets van de koning voorbij reed, ging de kat naar de koning toe en zei: “Majesteit! Mijn meester is aan het verdrinken! Een paar schurken hebben hem van zijn mooie kleren beroofd en hem in de rivier geduwd! Redt hem alstublieft!” Toen de koning dit hoorde, beval hij zijn dienaren: “Red de Markies van Carabas en geef hem de mooiste kleren om aan te trekken!” Ze deden wat hij hen opdroeg. De kat en zijn meester waren zeer gelukkig. Toen de koets langs de velden reed, stopte de koning en vroeg aan de arbeiders: “Aan wie behoren deze velden?” Zij antwoordden: “De markies van Carabas, majesteit!” De koning was zeer verheugd dit te horen.
De gelaarsde Kat liep intussen voor de koets van de koning uit. Hij ging naar het kasteel in de buurt. Daar woonde een woeste oger. De kat zei tegen hem: Ik heb gehoord van je machtige krachten! Ik heb gehoord dat je alles kunt worden wat je maar wilt!” De oger lachte en besloot om de Gelaarsde Kat al zijn krachten te laten zien. Hij antwoordde, “Natuurlijk!” en veranderde meteen in een leeuw. Toen werd de oger een aap en uiteindelijk werd hij zijn echte zelf. Nu daagde de slimme kat uit: “Ik weet zeker dat je niet een van de kleinste wezens ter wereld kunt worden! Je kunt nooit een muis worden!” De oger was woedend en zei: “Kijk dit eens!” Toen hij dit zei, veranderde hij in een klein muisje. De Gelaarsde Kat besprong hem snel en at hem op! Toen de koning en de molenaarszoon het kasteel bereikten, zei de kat. “Welkom, Uwe Majesteit! Dit is het kasteel van de Markies van Carabas!” Toen hij dit hoorde, was de koning zeer verheugd. Hij vroeg de molenaarszoon om met zijn jongste en mooiste dochter te trouwen. De molenaarszoon wist dat de dochter van de koning erg mooi was en stemde toe. Weldra waren ze getrouwd en leefden nog lang en gelukkig in het kasteel.