Zwaartekracht of gravitatiekrachten zijn aantrekkingskrachten. Het is alsof de aarde aan je trekt en je op de grond houdt. Die aantrekkingskracht is de zwaartekracht aan het werk.

Elk voorwerp in het heelal dat massa heeft, oefent een aantrekkingskracht, of kracht, uit op elke andere massa. De grootte van de aantrekkingskracht hangt af van de massa’s van de objecten. Jij oefent een gravitatiekracht uit op de mensen om je heen, maar die kracht is niet erg sterk, omdat mensen niet erg groot zijn. Als je naar echt grote massa’s kijkt, zoals de Aarde en de Maan, dan wordt de zwaartekracht heel indrukwekkend. De zwaartekracht tussen de aarde en de gasmoleculen in de atmosfeer is sterk genoeg om de atmosfeer dicht bij ons oppervlak te houden. Kleinere planeten, die minder massa hebben, zijn wellicht niet in staat een atmosfeer vast te houden.

Een grotere afmeting betekent niet een grotere massa. Stel je twee ballen voor die ongeveer even groot zijn, zoals een voetbal en een bowlingbal. Zullen ze dezelfde massa hebben? Nee.

Een gemakkelijke manier om over massa na te denken is te kijken naar de hoeveelheid materie of “spul” die je in het voorwerp kunt vinden. De hoeveelheid materie in het voorwerp beïnvloedt hoe zwaar het is, wat betekent dat de zwaartekracht genoeg materie heeft om zich aan vast te houden. In het geval van de voetbal bestaat het grootste deel van de binnenkant uit luchtmoleculen. De buitenkant van de bal ziet er solide uit, maar als je hem doormidden snijdt, ziet de bal eruit als een lege huls. Terwijl de binnenkant van een bowlingbal meestal volledig massief is, dus als je hem doormidden snijdt, hou je twee massieve stukken over. De bowlingbal heeft meer materie in zich, waardoor hij dichter is dan de voetbal. Daarom zal zijn massa groter zijn dan die van de voetbal.

Massa wordt gemeten in grammen (g) of kilogrammen (kg), maar is GEEN kracht. Het gewicht van een voorwerp is de kracht die wordt veroorzaakt door de zwaartekracht die op de massa van een voorwerp werkt. Ze wordt gemeten in newton (N). Het gewicht wordt gemeten met een krachtmeter. Hoe groter het gewicht dat aan de krachtmeter hangt, hoe meer de veer in de krachtmeter zich uitrekt.

De aarde oefent altijd dezelfde versnelling uit op elk voorwerp. Als je een eikel of een piano laat vallen, zullen ze in dezelfde mate aan snelheid (snelheid) winnen. Hoewel de zwaartekracht die de aarde op de voorwerpen uitoefent verschillend is, zijn hun massa’s net zo verschillend, dus het effect dat we waarnemen (versnelling) is voor elk voorwerp hetzelfde. De zwaartekracht van de aarde versnelt voorwerpen als ze vallen. Hij trekt voortdurend, en de voorwerpen versnellen voortdurend. Je zou kunnen denken, “Hoe zit het met veren? Die vallen zo langzaam.” Er is natuurlijk lucht om ons heen. Als een veer valt, valt hij langzaam omdat de lucht hem in de weg zit. Er is veel luchtweerstand en die weerstand zorgt ervoor dat de veer langzamer beweegt. De krachten die werken zijn hetzelfde. Als je een veer in een vat zonder lucht (vacuüm) zou laten vallen, zou hij even snel vallen als een honkbal.

Isaac Newton was een ongelooflijk slimme man. Hij was een wetenschapper en een wiskundige. In 1687 publiceerde Newton een boek over wiskunde dat wordt beschouwd als een van de belangrijke boeken in de geschiedenis van de wetenschap. Daarin beschrijft hij de universele gravitatie en de drie bewegingswetten, begrippen die nog eeuwenlang de boventoon voerden in de wetenschap. Newton heeft gezegd dat hij zijn gravitatietheorie formuleerde omdat hij een appel van een boom zag vallen en zich afvroeg waardoor die appel naar beneden viel.

Woorden om te weten:

Universum – alle materie en energie die bestaat in de uitgestrektheid van de ruimte, al dan niet bekend bij de mens
Zwaartekracht – de aantrekkingskracht als gevolg van zwaartekracht die de aarde of een ander astronomisch object uitoefent op een object op of nabij haar oppervlak
Atomen – het kleinste deel waarin een element kan worden verdeeld
Massa – een object heeft massa (zeg 100 kg).Dit maakt het zwaar genoeg om 100 kg te wegen
Orbit – het pad dat een astronomisch object zoals een planeet, maan of satelliet volgt rond een groter astronomisch object zoals de zon
Magnetisme – het verschijnsel van fysieke aantrekkingskracht voor ijzer, gevonden in magneten of gemaakt door een bewegende elektrische lading of stroom
Wrijving – het tegen elkaar wrijven van twee voorwerpen wanneer een of beide beweegt
Anomalie – iets vreemds en moeilijk te identificeren of classificeren
Vorming – de handeling of het proces van beschadiging, vervormen – de handeling of het proces waarbij iets beschadigd, misvormd of beschadigd wordt
Verdichter – dichter bij elkaar, dichter opeengepakt
Newtons – De juiste eenheid voor het meten van kracht is de Newton, die wordt afgekort tot N.
Krachtmeter – Krachtmeters bevatten een veer die is verbonden met een metalen haak. De veer rekt uit wanneer een kracht op de haak wordt uitgeoefend. Hoe groter de uitgeoefende kracht, hoe langer de veer uitrekt en hoe groter de aflezing.
Velocity – de snelheid waarmee iets beweegt of gebeurt
Concepts – ideeën of principes