De Heer heeft verklaard dat zendingswerk de verantwoordelijkheid is van allen die Hem volgen (zie Mattheüs 28:19-20; Leer en Verbonden 88:81). Leden van de Kerk van de Heer kunnen door de goedheid van hun leven en de kracht van hun getuigenis de evangelieboodschap delen en familieleden, vrienden en andere bekenden die geen heiligen der laatste dagen zijn, helpen voor te bereiden op onderwijs door de fulltime zendelingen.

Wanneer wij de zegeningen van het evangelie-leven ervaren, willen wij die zegeningen natuurlijk met anderen delen. De Heer sprak over de vreugde die in ons leven komt als wij Zijn evangelie delen:

“Indien het alzo zij, dat gij al uw dagen arbeidt in het roepen van bekering tot dit volk, en één ziel, tenzij het één ziel zij, tot Mij brengt, hoe groot zal dan uw vreugde zijn met hem in het koninkrijk van mijn Vader!

“En nu, indien uw blijdschap groot zal zijn met één ziel, die gij tot Mij gebracht hebt in het Koninkrijk mijns Vaders, hoe groot zal dan uw blijdschap zijn, indien gij vele zielen tot Mij brengt!” (Leer en Verbonden 18:15-16).

Na Zijn opstanding gebood de Heer Zijn discipelen “te gaan … en al de volken te onderwijzen, hen te dopen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest” (Mattheüs 28:19). In vervulling van dit gebod hebben bekwame jonge mannen in de kerk de plicht om zich geestelijk, lichamelijk en emotioneel voor te bereiden om voltijds als zendeling te dienen. Alleenstaande vrouwen en volwassen echtparen hebben ook de mogelijkheid om voltijds zendingswerk te doen.

Zendingswerk omvat ook het helpen en ondersteunen van hen die zich bij de kerk aansluiten. Zoals president Gordon B. Hinckley heeft gezegd, heeft elk nieuw lid van de kerk drie dingen nodig: een vriend, een verantwoordelijkheid en verzorging met “het goede woord van God” (Moroni 6:4).