Wolfgang Amadeus Mozart werd op 27 januari 1756 in Salzburg geboren en werd als kind al als een genie beschouwd. Zijn eerste compositiepogingen deed hij op de prille leeftijd van zes jaar. Hij was de zoon van Leopold Mozart, vioolleraar, hofcomponist en plaatsvervangend muziekdirecteur aan het hof van de prins-aartsbisschop van Salzburg, en Anna Maria, geboren Pertl.

Hij creëerde vierentwintig opera’s, waaronder beroemde werken als “De Toverfluit”, “Don Giovanni”, en “Het Huwelijk van Figaro”, 17 missen en meer dan 50 symfonieën. Mozarts werk strekte zich echter uit tot alle stijlen en soorten muziek. Hij wist hoe hij traditionele en eigentijdse elementen moest mengen om zijn eigen kenmerkende stijl te creëren, die gekenmerkt wordt door thematische en tonale variëteit, samengesmolten met een hoge mate van formele discipline. Mozarts composities worden gekenmerkt door melodische, ritmische en dynamische contrasten. Na zijn breuk met de aartsbisschop van Salzburg verhuisde Mozart in 1781 naar Wenen, waar hij een jaar later trouwde met de zangeres Constanze Weber. In 1787 werd hij benoemd tot hofkamercomponist. Mozart stierf in 1791 terwijl hij aan zijn beroemde requiem werkte.