Problemen verstikken me. Zorgen verstrikken me. s Nachts kan ik niet slapen, overdag kan ik niet rusten. De last van het lijden is ondraaglijk. Waar is God? Weet Hij het, of worden mijn gebeden alleen door de muur verhoord? Is Hij nabij, of ergens ver weg, slechts toekijkend?

Als je genoeg pijn hebt om zulke vragen te stellen, verdien je een antwoord.

Sommige mensen denken dat je dat niet doet. Je bent ziek, je bent stervende, je bent verlaten, je hebt een kind verloren, je bent onschuldig maar wordt beschuldigd van wandaden – en ze proberen je te sussen. Hun bedoelingen mogen goed zijn, maar ze zijn moeilijk te verdragen. “Twijfel niet aan Gods wegen, Hij kan je horen.” In mijn schreeuw van angst, wil ik niet dat Hij me hoort? “Het is waarschijnlijk voor je eigen bestwil.” Als ik gekweld moet worden voor mijn eigen bestwil, heb ik er dan niets over te zeggen? “Ik weet zeker dat er een goede reden voor is.” Ongetwijfeld, maar vroeg ik om een filosofische verklaring? Wat ik vroeg is “Waar is God?”

Sommige Troosters

Erger nog zijn de mensen die zeggen: “Je bent niet eerlijk tegen God. Het is niet Zijn schuld. Als Hij je problemen had kunnen voorkomen, had Hij dat gedaan, maar Hij kon het niet. God is net zo hulpeloos als jij, en Hij weent bij het zien van jouw verdriet.” Nee. Als God echt God is, dan had Hij het kunnen tegenhouden; als ik lijd, dan had Hij het kunnen tegenhouden, maar deed het niet. Ik kan verbijsterd zijn door Hem, ik kan gefrustreerd zijn door Hem, maar de God waar ik van wil horen is de God die de wereld regeert. Ik ben niet geïnteresseerd in een God die “niet verantwoordelijk” is.

Sommige Troosters, sommige Religie

Heeft God mij vergeten? Haat Hij mij? Waarom schijnt Hij Zich te verbergen? Ik ben moe van mijn troosters, moe van Zijn verdedigers. Ik wil dat God mij persoonlijk antwoordt. Kon ik mijn zaak maar voor Hem bepleiten en Zijn antwoord horen!

Er was eens een man die dat deed. Zijn naam was Job. Ook hij werd geplaagd door zogenaamde troosters en verdedigers van God, maar hij eiste een verhoor van God zelf, en God antwoordde hem. De geschiedenis van het voorval wordt zeer gedetailleerd in de Bijbel verteld.

Job is onberispelijk en oprecht, een man van zo’n integriteit dat zelfs God graag met hem pronkt. Als iemand zegen verdient, is het Job wel. Maar op een dag stelt God hem op de proef. Job’s leven valt in duigen; allerlei onheil daalt op hem neer. Overvallers verwoesten zijn akkers, zijn vee wordt gevangen genomen of vernietigd, zijn knechten worden met het zwaard gedood, een huis stort in op zijn zonen en dochters en doodt hen allen. Ziektes overvallen hem en hij wordt bedekt met pijnlijke zweren van zijn voetzolen tot aan de kruin van zijn hoofd. In dit alles onderwerpt hij zich geduldig aan God, alleen om bespot te worden door zijn vrouw, die hem zegt “God te vervloeken en te sterven!”(Job 2:9) Vrienden arriveren, en nog steeds is hij geduldig. Dagenlang zitten zij met hem in stilte, terwijl zij zien hoezeer hij lijdt.

Een stortvloed van verdriet

Ten slotte kan Job zich niet langer bedwingen. In een stortvloed van verdriet en protest, huilt hij, wensend dat hij nooit geleefd had. Hij vervloekt God niet, maar hij vervloekt de dag dat hij geboren werd. De verschrikkelijke vloek verlaagt al het voorafgaande goede in zijn leven; het impliceert dat zijn vreugde, zijn huis, zijn vrede, en het leven van zijn kinderen nooit iets hadden betekend, alleen maar omdat ze nu weg zijn.

Dit is te veel voor Jobs vrienden, en zij berispen hem. Ze blijven hem de les lezen; ze kunnen hem niet genoeg berispen. Lijden, zeggen ze, is straf voor de zonde. Hoe groter de zonde, hoe groter het lijden. Omdat Job in doodsangst verkeert, moet hij iets vreselijks hebben gedaan om dat te verdienen. Het is dus duidelijk dat hij zich indekt. Hij doet alleen alsof hij rechtvaardig is; hij is in werkelijkheid een hypocriet. Als hij maar zou bekennen en zijn straf zou aanvaarden, zou God hem vergeven en verzoenen – maar in plaats daarvan, als een dwaas, klaagt hij.

Het horen van deze beschuldigingen is ondraaglijk voor Job. Hij raast van verdriet, verdedigt zichzelf en klaagt zijn vrienden aan. Tegen God zijn zijn klachten nog bitterder – en inconsequenter. Het ene moment wil hij dat God hem met rust laat, het andere moment wil hij dat Hij luistert. Het ene moment verklaart hij zichzelf onschuldig, het andere moment geeft hij toe dat niemand dat is. Toch blijft hij volhouden dat zijn lijden onverdiend is, en eist hij dat God naar hem luistert.

Antwoord in een wervelwind

Op het eind krijgt Job zijn gehoor. God antwoordt vanuit het hart van de wervelwind. Hij trekt Zijn stoten niet terug, en de ontmoeting is overweldigend. God ontmoeten blijkt in niets te lijken op alleen maar over Hem horen. Maar Job is tevreden.

Er zijn twee verbazingwekkende dingen aan deze confrontatie. Het eerste is dat God nooit aan Job de reden van zijn lijden uitlegt. Met andere woorden, het is niet omdat God Job’s vragen beantwoordt, dat Job eindelijk tevreden is. In feite stelt God zijn eigen vragen: Waar was Job toen God de grondvesten van de aarde legde? Kan hij de sterren van de sterrenbeelden binden? Job heeft de Schepper van het verstand uitgedaagd, maar begrijpt hij zelfs het verstand van de struisvogel? Job bekent: “Ik heb gesproken over dingen die ik niet begreep, dingen die te wonderlijk voor mij waren om te weten”(Job 42:3).

Het tweede verbazingwekkende is dat God niet de kant kiest van Jobs vrienden. Hij kiest de kant van Job. Het lijkt onmogelijk. Was Job niet de aanklager van God? Waren zijn vrienden niet Gods verdedigers? Maar er kan geen sprake zijn van een vergissing. Hoewel God Job vernedert, uit Hij niet één keer Zijn toorn over hem. Maar tegenover zijn vrienden verklaart God dat zijn woede losbarst. Hij zegt dat Hij hen niet zal vergeven voordat Job voor hen gebeden heeft. En waarom? Omdat zij niet de waarheid over Hem hebben gesproken, “zoals mijn knecht Job heeft gedaan”! (Job 42:7-8)

Welke waarheid zou Job gesproken kunnen hebben? Gaf hij niet gewoon toe dat hij niet had geweten waar hij het over had?

Niet alle lijden is onze schuld

Ja, maar over één ding had Job gelijk: hij verdiende niet wat er gebeurde. Niet al het lijden is onze schuld. We brengen wel wat leed over onszelf: Overspeligen verwoesten hun huizen, dronkaards hun levers, verkwisters hun rijkdom. Maar de onschuldigen lijden ook. Er gebeuren vreselijke dingen, dingen die we niet verdienen, dingen die zinloos lijken. Daarom kiest God de kant van de lijder, zelfs in plaats van de zogenaamde verdedigers die de pijn alleen maar “weg verklaren”.

In zijn rechtvaardigheid begrijpt God dat dit voor ons onrechtvaardig zal lijken. Hij probeert ons zelfs geen “antwoorden” te geven die wij niet zouden kunnen begrijpen. In plaats daarvan bezoekt Hij ons, zoals Hij Job bezocht. Is Hij niet God? Hij is een beter antwoord dan de “antwoorden” zouden zijn geweest. Sterker nog, Hij is het enig mogelijke antwoord. Hoewel wij ons begraven vinden in een dieper duister dan de nacht, spreekt Hij vanuit het midden van de wervelwind.

Je zult misschien tegenwerpen: “Wat voor nut heeft het dat God mij bezoekt? Hij is niet degene die in moeilijkheden verdrinkt; dat ben ik. Je zegt dat God aan de kant van de lijdende staat,” maar deze woorden zijn zinloos. God kan niet met mij lijden. Hij kijkt alleen toe.”

Maar er is meer. Het verhaal van Job is niet het laatste woord van God. Noch is het Zijn laatste daad.

Menselijke Wrakken

Laten we het onder ogen zien. In al onze gedachten over lijden hebben we de hoofdzaak uit de weg gegaan en ons gericht op de bijzaak. Om eerlijk te zijn, wij mensen zijn wrakken. De uiterlijke problemen die wij aan God wijten, zijn het minste van ons lijden. Er is iets ergers mis met ons, en het is mis met ons van binnen.

Eén schrijver beschrijft het probleem als een “diepe innerlijke ontwrichting in het centrum van de menselijke persoonlijkheid.” Wat we willen doen, doen we niet. Wat we niet willen doen, doen we wel. We doen niet alleen verkeerd, maar noemen het ook goed. Zelfs de goede dingen in ons worden verontreinigd. Wij kunnen verlangen zuiver lief te hebben, maar onze begeerten veranderen in afgoden die ons beheersen. We kunnen verlangen om “onberispelijk” te zijn zoals Job, maar onze gerechtigheid verandert in een eigengerechtigheid die ons beheerst. Wij kunnen verlangen met God verzoend te zijn, maar wij kunnen niet ophouden zelf het middelpunt van het heelal te willen zijn.

Kunnen onszelf niet repareren

Niet alleen zijn we gebroken, maar we kunnen onszelf ook niet repareren. Zou u een operatie aan uw eigen ogen kunnen uitvoeren? Hoe zou u dat kunnen zien? Stel dat u beide handen hebt afgescheurd; zou u ze weer aan kunnen naaien? Hoe zou je zonder handen de instrumenten kunnen vasthouden? Onze zonde-ziekte is iets dergelijks. Veel filosofieën onderwijzen over goed en kwaad met vrij grote nauwkeurigheid. Wat ze niet kunnen is de zondeziekte genezen. Hoe waar ook, geen enkele filosofie kan dat. Onze kanker vereist meer dan een filosofie. Wat het nodig heeft is de goddelijke chirurg, God Zelf, en de naam van Zijn operatie is Jezus Christus.

Jezus was God Zelf in mensenvlees – volledig God, maar volledig mens. De meeste mensen hebben gehoord dat Hij onderwees, wonderen verrichtte, de zieken genas. De meeste mensen hebben gehoord dat Hij werd geëxecuteerd aan een kruis en weer opstond. Wat minder bekend is, is waar het allemaal om ging.

Zegt iemand dat God niet lijdt? In Jezus heeft God geleden. Daarom werd Hij één van ons – om voor ons te lijden.

Ondanks dat Hij zelf geen zonde had, identificeerde Jezus zich zo volledig met ons dat Hij de last van onze innerlijke gebrokenheid – onze zonde en zonde-ziekte – op Zich nam. Hij begrijpt het allemaal, omdat Hij het allemaal droeg – het hele gewicht ervan, allemaal voor ons. Door te sterven, nam Hij het op Zich; door op te staan, opende Hij voor ons een weg, door Hem, naar het leven.

Er was geen andere manier voor God om ons te helpen. Hij droeg echte doodsangst, bloedde echt bloed, stierf de echte dood. Aan het kruis voelde zelfs Hij zich alleen. Toen Hij uitriep: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” was dat voor ons (Mattheüs 27:46). Dit alles zag Hij van verre aankomen, en Hij aanvaardde het namens ons. Hij betaalde de prijs die wij niet kunnen betalen, Hij droeg de last die wij niet kunnen dragen. “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt”, zegt Hij, “en Ik zal u rust geven” (Mattheüs 11:28).

Dit is geen fabel; het is werkelijk gebeurd, en het is werkelijk waar. Als wij Hem vertrouwen als onze prijsbetaler, als onze zondedrager, dan geven wij door Hem ons gebroken leven op en ontvangen Zijn eigen leven daarvoor in de plaats. Dan kan geen lijden zinloos zijn, omdat het wordt opgeheven in Zijn eigen lijden en verlost.

Heb je het addertje onder het gras gelezen? “Als we Hem vertrouwen.” Kunt u dat doen? Kunt u dat volkomen doen, zonder voorbehoud? Kunt u het eigendom van uzelf opgeven, en het eigendomsrecht aan Hem overdragen? Als iets in je hart een obstakel is – angst, pijn, trots – kun je Hem dan tenminste vragen om het weg te nemen?

Hoewel Hij 77 vragen had voor Job, heeft Hij er voor u maar één. Wilt u komen?