A. Wanneer een persoon wordt beschuldigd van een eenvoudige mishandeling in strijd met subsectie A van § 18.2-57 wanneer het slachtoffer een gezins- of familielid van de persoon was of een overtreding van § 18.2-57.2, kan de rechtbank de procedure tegen deze persoon opschorten, zonder schuldigverklaring, en hem voorwaardelijk plaatsen onder de voorwaarden van deze sectie.
B. Opdat een persoon voor een dergelijk uitstel in aanmerking komt, moet de rechtbank vaststellen dat (i) de persoon volwassen was ten tijde van het plegen van de overtreding; (ii) de persoon niet eerder veroordeeld is geweest voor een overtreding krachtens dit artikel of krachtens enige wet van de Verenigde Staten of van enige staat of enige verordening van enige plaatselijke overheid met betrekking tot een aanval of aanval en aanranding tegen een gezins- of huisgenoot; (iii)(a) de persoon niet eerder veroordeeld is geweest voor een gewelddadige handeling zoals gedefinieerd in § 19.2-297.1 of (b) indien deze persoon eerder veroordeeld is voor een dergelijke gewelddadige handeling, de advocaat van het Gemenebest geen bezwaar maakt tegen het uitstel; (iv) niet eerder een procedure tegen de persoon wegens overtreding van een dergelijke overtreding is afgewezen zoals bepaald in deze sectie; (v) de persoon schuldig pleit aan, of een pleidooi van niet schuldig of nolo contendere aflegt en de rechtbank van oordeel is dat het bewijsmateriaal voldoende is om de persoon schuldig te bevinden aan, eenvoudige geweldpleging in overtreding van subsectie A van § 18.2-57 wanneer het slachtoffer een familielid of een lid van het huishouden was; (iv) de persoon niet eerder veroordeeld is voor een gewelddadige handeling zoals gedefinieerd in § 19.2-297.2-57 wanneer het slachtoffer een gezins- of familielid van de persoon was of een overtreding van § 18.2-57.2; en vi) de persoon instemt met een dergelijk uitstel en met een afstand van zijn recht om in beroep te gaan tegen een bevinding van feiten die voldoende zijn om een schuldigverklaring op grond van deze sectie te rechtvaardigen, gedaan ingevolge subsectie F wegens een overtreding van een voorwaarde of bepaling van zijn proeftijd. Indien de rechtbank de verdere procedure uitstelt, bepaalt de rechtbank op dat moment of de griffier in het bezit is van de identificatiegegevens van de vingerafdrukken of de vingerafdrukken van de persoon, die overeenkomstig § 19.2-390 door een rechtshandhavingsambtenaar zijn genomen, en zo niet, beveelt zij dat de vingerafdrukken en de foto van de persoon door een rechtshandhavingsambtenaar worden genomen. Een persoon kan een motie indienen om zijn instemming met het uitstel in te trekken en afstand te doen van zijn recht op beroep binnen 10 dagen na de uitvaardiging van het bevel tot uitstel op een formulier dat wordt voorgeschreven door het bureau van de uitvoerend secretaris van het Hooggerechtshof van Virginia. De rechtbank zal binnen 30 dagen na ontvangst van de motie een hoorzitting plannen en zal de advocaat van het Gemenebest en de betrokkene en zijn advocaat, indien van toepassing, hiervan redelijkerwijs in kennis stellen. Indien de betrokkene op de hoorzitting verschijnt en verzoekt zijn instemming in te trekken, willigt de rechtbank dit verzoek in, neemt een definitieve beslissing waarin de schuld wordt vastgesteld, en veroordeelt de rechtbank de betrokkene dienovereenkomstig. Indien de betrokkene niet ter terechtzitting verschijnt, wijst de rechter zijn verzoek tot intrekking van zijn instemming af.
C. De rechtbank i) gelast, indien een plaatselijke gemeenschapsdienst voor reclassering, opgericht overeenkomstig artikel 9 (§ 9.1-173 e.v.) van hoofdstuk 1 van titel 9.1 beschikbaar is, gelasten dat de in aanmerking komende persoon bij een dergelijke instelling wordt geplaatst en eisen, als voorwaarde van plaatselijke reclassering, dat de persoon met succes alle behandelings-, onderwijsprogramma’s of diensten, of een combinatie daarvan, voltooit, zoals aangegeven door een beoordeling of evaluatie verkregen door de plaatselijke reclasseringsinstelling indien dergelijke beoordeling, behandeling of onderwijsdiensten beschikbaar zijn, of ii) eisen dat de behandeling, onderwijsprogramma’s of diensten, of een combinatie daarvan, met succes worden voltooid, zoals, naar de mening van de rechtbank, het meest geschikt kan zijn voor de behoeften van de persoon.
D. De rechtbank eist van de persoon die deelneemt aan een dergelijk opleidings- of behandelingsprogramma of -diensten ingevolge de bepalingen van deze afdeling, dat hij alle of een deel van de kosten van het programma of de diensten betaalt, met inbegrip van de kosten van beoordelingen, evaluaties, tests, onderwijs en behandeling, op basis van het vermogen van de persoon om te betalen. Dergelijke programma’s of diensten bieden een glijdende tariefstructuur of een ander mechanisme om deelnemers bij te staan die niet in staat zijn de volledige kosten van de vereiste programma’s of diensten te betalen.
De rechtbank beveelt de persoon om goed gedrag te vertonen gedurende een totale periode van niet minder dan twee jaar volgend op het uitstel van vervolging, met inbegrip van de periode van toezicht op proef, indien beschikbaar.
E. Na vervulling van de in de rechterlijke beslissing genoemde voorwaarden en na vaststelling dat de griffier van de rechtbank de identificatiegegevens of vingerafdrukken van die persoon heeft ontvangen, verleent de rechtbank de persoon kwijting en verklaart hij de strafvordering tegen hem ongegrond. Het verlenen van kwijting en het seponeren op grond van deze afdeling geschiedt zonder veroordeling van schuld en geldt slechts als een veroordeling voor de toepassing van deze afdeling in latere procedures. Geen enkele aanklacht die op grond van deze afdeling is verworpen, komt in aanmerking voor vervallenverklaring op grond van § 19.2-392.2.
F. Bij overtreding van een voorwaarde van een proeftijd onder toezicht of van de periode van goed gedrag, kan de rechtbank een schuldigverklaring uitspreken en handelen zoals anderszins door de wet is bepaald. Iedere persoon die op grond van deze afdeling voorwaardelijk in vrijheid is gesteld en die vervolgens schuldig wordt verklaard aan overtreding van een voorwaarde van zijn proeftijd, heeft niet het recht tegen deze uitspraak in beroep te gaan.
G. Niettegenstaande enige andere bepaling van deze afdeling wordt, wanneer een rechtbank een persoon op grond van deze afdeling voorwaardelijk in vrijheid stelt, deze maatregel voor de toepassing van artikel 6.1 (§ 18.2-307.1 e.v.) van hoofdstuk 7 als een veroordeling beschouwd.
Geef een antwoord