In de tweede helft van de vorige eeuw zijn de biomedische, farmacologische en technologische kennis en mogelijkheden snel toegenomen. Als reactie hierop zijn er in alle hoogontwikkelde gezondheidszorgstelsels ingrijpende aanpassingen in de gezondheidszorg doorgevoerd. Dit ontwikkelingsproces kan op indrukwekkende wijze worden getraceerd aan de hand van het voorbeeld van de in-fusietherapie. Daarom staat deze bibliografie in het teken van dit onderwerp. Zoals blijkt uit de evaluatie van de uitgebreide literatuur uit Duitstalige en Engelstalige landen, heeft de infuustherapie zich de laatste jaren ontwikkeld tot een geavanceerde en doeltreffende behandelingsvorm voor patiëntengroepen met een grote verscheidenheid aan behoeften en problemen. Samen met het toenemende belang van chronische ziekten worden infuustherapieën die vroeger voorbehouden waren aan intensive care-afdelingen op de afdeling, steeds vaker uitgevoerd in de thuisomgeving van de patiënt. De patiënten en hun familieleden worden actief betrokken bij de uitvoering van de therapie binnen het kader van hun mogelijkheden en worden begeleid door specialisten. In deze context heeft de technologie-intensieve infuustherapie, die vroeger beschouwd werd als het domein van de intensieve en acute zorgen, zich meer en meer ontwikkeld tot een klinisch specialisme van de geprofessionaliseerde verpleging. Klinisch verpleegkundigen – zogeheten IV-verpleegkundigen, d.w.z. verpleegkundigen die gespecialiseerd zijn op het gebied van infuustherapie – hebben inmiddels in veel Engelssprekende landen een hoog niveau van deskundigheid ontwikkeld als het gaat om de verzorging van patiënten met infuustherapiebehoeften. Verschillende vormen van geavanceerde verpleegkundige praktijk, gedifferentieerde modellen van zorg, alsmede een breed opgezet discours in de verplegingswetenschap getuigen van het hoge ontwikkelingsniveau dat de verpleging op het gebied van de infuustherapie internationaal reeds heeft bereikt. Uit de literatuuranalyse blijkt echter ook dat Duitsland nog een grote achterstand heeft in te lopen bij het inspelen op therapeutisch-technische ontwikkelingen. Het potentieel dat inherent is aan de verpleging om infusiepatiënten en hun naasten te ondersteunen, evenals haar bijdrage aan een behoeftegerichte, even effectieve en efficiënte zorg voor deze bijzondere groep patiënten, blijft grotendeels onbenut.