In 2012 suggereerden wij (Fridlund, Beck, Goldie, & Irons, 2012) dat een neurologisch gehandicapte zuigeling, Douglas Merritte, de meest waarschijnlijke kandidaat was voor John B. Watson’s “Albert B.” In hun pleidooi voor hun alternatieve kandidaat, Albert Barger, verklaren Harris (2020) en Digdon (2020) beiden de Merritte-zaak moribundair. Prof. Digdon schrijft onze verschillende conclusies toe aan logische fouten, selectieve berichtgeving en “confirmation bias” in ons onderzoek. Prof. Harris gaat verder, (a) beschuldigt ons van het achterhouden van bewijs, (b) beweert dat we Watson ten onrechte beschuldigen van wanpraktijken en het uitbuiten van een hulpeloos slachtoffer, (c) vergelijkt ons onderzoek met dat van “vele populaire verslagen” in de geschiedenis van de psychologie “die bestaan buiten het bereik van de traditionele peer review”, (d) verklaart de publicatie van onze resultaten als het falen van peer review en het redactionele proces, en (e) schrijft de belangstelling voor onze bevindingen toe aan goedgelovige media en een schuldig lezerspubliek. Wij presenteren gegevens die aantonen dat de beweringen van Profs. Digdon en Harris tegen de Merritte-zaak onvoorzichtig en opportuun zijn, en dat hun kritiek op onze methoden en beschuldigingen van partijdigheid voortkomen uit problemen met hun eigen onderzoek. In tegenstelling tot wat zij beweren, blijft de neurologisch gestoorde Douglas Merritte het best passen bij Watson’s “extreem flegmatische” Albert. (PsycInfo Database Record (c) 2020 APA, alle rechten voorbehouden).