Rubellavirus

PATHOGEN SAFETY DATA SHEET – INFECTIOUS SUBSTANCES

SECTION I – INFECTIOUS AGENT

NAME: Rubellavirus

SYNONYM OF CROSS REFERENCE: Duitse mazelen(1-5), 3 daagse mazelen(4), congenitaal rubella syndroom (CRS)(1-5).

KENMERKEN: Familie Togaviridae, geslacht Rubivirus. Elk virion is 55-89 nm groot en bevat één positiefstrengs RNA-molecuul. Het genetisch materiaal is omhuld door een isometrisch nucleocapside. Het capsid bestaat uit meerdere kopieën van één virusspecifiek eiwit, omgeven in een lipide bilaag die twee virusspecifieke glycoproteïnen bevat.

SECTIE II – IDENTIFICATIE VAN DE GEVAREN

PATHOGENICITEIT/TOXICITEIT: Rubella: Milde infectie gekenmerkt door uitslag die begint in het gezicht en zich geleidelijk uitbreidt naar de voeten, koorts, lymfadenopathie, en andere griepachtige symptomen zoals hoesten, keelpijn, en niezen(2,3). Oudere kinderen en volwassenen kunnen last krijgen van gewrichtsschade en purpurische uitslag(2). Zeldzame complicaties zijn encefalitis, trombocytopenie met hemorragische manifestaties, neuritis, conjunctivitis, en ochitis(3). Personen zijn besmettelijk tot 7 dagen voor het begin van de huiduitslag en tot 7 dagen na het verdwijnen ervan(2).

Congenitaal rubella-syndroom: Vrouwen in het eerste trimester die rodehond oplopen, hebben een verhoogd risico om de infectie door te geven aan de zich ontwikkelende foetus(3). Wanneer de infectie tijdens het eerste trimester wordt opgelopen, zijn de gevolgen voor het kind het meest uitgesproken. Afwijkingen van de ogen, het hart en de bloedvaten en het centrale zenuwstelsel komen vaak voor, evenals doofheid en intra-uteriene groeiachterstand. Rodehondinfectie later in de zwangerschap vermindert het risico op en de ernst van de symptomen. Infecties in het tweede trimester worden in verband gebracht met doofheid, retinopathie, microcefalie en mentale retardatie, terwijl infecties in het derde trimester in verband worden gebracht met intra-uteriene groeivertraging.

EPIDEMIOLOGIE: Wereldwijd(1,3). Epidemieën traden ongeveer om de 6-9 jaar op, maar immunisatieprogramma’s hebben het aantal gevallen in de ontwikkelde landen sterk verminderd(1,3). Infecties pieken in de late winter en lente(3).

Gastheerbereik: Mensen(1,5).

INFECTIELE DOSERING: Dertig virale eenheden subcutaan, >10 virale eenheden via faryngeale spray, en 60 eenheden via neusdruppels zijn voldoende voor infectie(6).

WIJZE VAN OVERBRENGING: Het virus wordt bij besmette personen overgedragen door aërosolen uit de luchtwegen(7). Overdracht kan ook plaatsvinden via neus- en luchtwegsecreties die worden overgedragen op handen die in contact komen met neusslijmvlies.

INCUBATIEPERIODE: De incubatietijd bedraagt 14-17 dagen met een interval van 14-21 dagen(8). Uitslag is het eerste symptoom dat verschijnt. Uitslag verschijnt 2 weken na infectie(1,3).

COMMUNICABILITEIT: Drager is besmettelijk gedurende 7 dagen voor het verschijnen van de uitslag en gedurende 5-7 dagen na het verschijnen van de uitslag(2,3). Overdracht vereist nauw contact van persoon tot persoon(7).

SECTIE III – DISSEMINATIE

RESERVOIR: Mensen(3,5)

ZOONOSIS: Geen

VECTOREN: Geen

SECTIE IV – STABILITEIT EN BEREIKBAARHEID

DRUGSUSCEPTIBILITEIT: Gevoeligheid voor antivirale geneesmiddelen is niet gerapporteerd(1).

GEVOELIGHEID VOOR ONTSMETTINGSMIDDELEN: Rubellavirionen zijn gevoelig voor ether, chloroform, natriumdodecylsulfaat (SDS), saponine, formaldehyde, ethyleenoxide en beta- propiolacton(1). 1% natriumhypochloriet en 70% ethanol zijn ook doeltreffende ontsmettingsmiddelen(7).

FYSISCHE INACTIVATIE: Temperaturen boven 56 °C gedurende 2-20 minuten, 37 °C gedurende 48 uur, of -20 °C inactiveren het rubellavirus(1). Virionen zijn ook gevoelig voor UV-licht. Virionen zijn niet stabiel bij een pH kleiner dan 6,8 of groter dan 8,0(1).

OVERLEVENSTIJD BUITEN Gastheer: Rubella heeft een halfwaardetijd van 1 uur bij 37 °C buiten de gastheer(9). De gemiddelde overlevingstijd is 0,9 dagen.

SECTIE V – EERSTE HULP / MEDISCHE

SURVEILLANCE: Controleer op symptomen. Bevestig de diagnose met serologisch onderzoek(1). Enzyme-linked immunosorbent assays (ELISA), hemagglutinatieremmingstest (HI), en immunofluorescente antilichaam assay (IFA) zijn veelgebruikte methoden. Serologisch onderzoek kan ook worden gebruikt om congenitaal rubellasyndroom bij een zuigeling te bevestigen, wat meer schade kan opleveren dan het rubellavirus zelf.

Note: Niet alle diagnostische methoden zijn noodzakelijkerwijs in alle landen beschikbaar.

EERSTE HULP/BEHANDELING: De behandeling van rodehond is ondersteunend(1). Er zijn geen meldingen van succesvolle behandeling met antivirale geneesmiddelen.

IMMUNISATIE: Vaccin beschikbaar; vaccin wordt gecombineerd met mazelen- en bofvaccins en staat bekend als het mazelen-, bof- en rodehondvaccin (MMR)(2,5). Vaccinatie voor vrouwen wordt aangeraden 1 maand voor de conceptie indien niet eerder gevaccineerd(3). Recente studies tonen aan dat het risico van het vaccin voor de foetus tijdens de eerste maand van de zwangerschap verwaarloosbaar is.

PROPHYLAXIS: Vaccinatie van vrouwen in de vruchtbare leeftijd verlaagt het risico op CRS(1,3). Immuunglobuline dat kort na blootstelling aan rodehond wordt toegediend, kan de symptomen wijzigen of onderdrukken, maar is niet zeker om infectie, inclusief congenitale infectie, te voorkomen en wordt daarom niet aanbevolen voor routinematig gebruik(10).

SECTIE VI – LABORATORIUMGEVAREN

IN LABORATORIA OPGELOPEN INFECTIES: Vanaf 1985 werden twee gevallen van rodehond bij laboratoriumpersoneel gemeld, en de bron van deze infecties kan uit de gemeenschap zijn geweest(11). Van gezondheidswerkers is bekend dat zij het virus bij zich dragen en als besmettingsbron fungeren voor de grotere gemeenschap(12).

Bronnen/SPECIMENS: Bloed, feces, urine en nasofaryngeale afscheidingen bevatten het virale agens tijdens het verloop van de infectie(2).

PRIMARY HAZARDS: Inhalatie van aërosolen tijdens manipulatie van infectieuze monsters of culturen zijn de primaire gevaren die in verband worden gebracht met het rubellavirus(6,13). Ook het spatten van infectieuze monsters in het oog houdt een infectierisico in.

BIJZONDERE GEVAREN: Werkzaamheden met rubellavirus mogen niet worden uitgevoerd door vrouwen die zwanger zijn of kunnen worden, omdat rubella een bewezen teratogeen is(14).

SECTIE VII – BLOOTSTELLINGSMAATREGELEN/PERSOONLIJKE BESCHERMING

RISICOGROEP CLASSIFICATIE: Risicogroep 2(15).

INPERKINGSVOORSCHRIFTEN: Inperkingsniveau 2 faciliteiten, apparatuur en operationele praktijken voor werkzaamheden met besmette of mogelijk besmette materialen, dieren of culturen.

VOORZICHTIGE KLEDING: Laboratoriumjas. Handschoenen wanneer direct huidcontact met besmet materiaal of dieren onvermijdelijk is. Oogbescherming moet worden gebruikt wanneer er een bekend of mogelijk risico is van blootstelling aan spatten(13).

ANDERE VOORZORGSMAATREGELEN: Alle procedures die aërosolen kunnen produceren, of waarbij hoge concentraties of grote volumes betrokken zijn, moeten worden uitgevoerd in een biologische veiligheidskabinet (BSC). Het gebruik van naalden, injectiespuiten en andere scherpe voorwerpen moet strikt worden beperkt. Extra voorzorgsmaatregelen moeten worden overwogen bij werkzaamheden met dieren of bij grootschalige activiteiten(13).

SECTIE VIII – HANTERING EN OPSLAG

MORSINGEN: Laat alle aërosolen bezinken en dek, terwijl u beschermende kleding draagt, het gemorste materiaal voorzichtig af met een papieren handdoek en breng een geschikt ontsmettingsmiddel aan, beginnend aan de randen van de gemorste zone en werk naar binnen toe. Laat een voldoende lange tijd inwerken alvorens op te ruimen(13).

VERWIJDERING: Ontsmetting met stoomsterilisatie, chemische desinfectie of verbranding moet worden uitgevoerd voordat besmettelijk afval wordt verwijderd(13).

OPSLAG: Alle besmettelijke materialen moeten worden opgeslagen in verzegelde containers met de juiste etikettering(13).

SECTIE IX – REGELGEVING EN ANDERE INFORMATIE

REGELGEVINGSINFORMATIE: De invoer, het vervoer en het gebruik van ziekteverwekkers in Canada is geregeld door vele regelgevende instanties, waaronder het Public Health Agency of Canada, Health Canada, Canadian Food Inspection Agency, Environment Canada, en Transport Canada. Gebruikers zijn verantwoordelijk voor de naleving van alle relevante wetten, voorschriften, richtlijnen en normen.

UPDATED: September 2010

PREPARED BY: Pathogen Regulation Directorate, Public Health Agency of Canada.

Hoewel de informatie, opinies en aanbevelingen in dit Pathogen Safety Data Sheet zijn samengesteld uit bronnen die betrouwbaar worden geacht, aanvaarden wij geen verantwoordelijkheid voor de nauwkeurigheid, toereikendheid of betrouwbaarheid of voor enig verlies of letsel als gevolg van het gebruik van de informatie. Er komen regelmatig nieuwe gevaren aan het licht en het is mogelijk dat deze informatie niet volledig up-to-date is.