Melodietype, volgens 20e-eeuwse musicologen, een van een verscheidenheid van melodische formules, figuraties, en progressies en ritmische patronen die gebruikt worden bij het creëren van melodieën in bepaalde vormen van niet-Europese en vroeg-Europese muziek. In deze culturele contexten manifesteert de muzikale inventiviteit zich in fantasierijke combinaties en recombinaties van traditionele elementen binnen het kader van structurele archetypen, eerder dan in de unieke conceptie van origineel materiaal.

Deze combinatieve benadering is typerend geweest voor uitgestrekte segmenten van de grotere mediterrane baan en haar Aziatische uitbreidingen tot aan Zuid-India (b.v. in de raga). Hoewel het dubbelzinnig is, kan de oude Griekse categorie nomos dergelijke melodietypen hebben betrokken, evenals haar christelijke opvolger, de Byzantijnse ēchos, alsmede de Syrische ris-qole en de Arabische maqām. In Europa lijken melodietypen een verklaring te zijn voor bepaalde gemeenschappelijke kenmerken van sommige vroege lagen van het Gregoriaans. Levende voorbeelden zijn te vinden in het gezang van Hebreeuwse cantors over de hele wereld.