Opnames van bovenooglidbewegingen bij mensen, cavia’s en konijnen toonden aan dat alle drie de soorten kwalitatief vergelijkbare patronen van ooglidbeweging vertoonden. De verhouding tussen amplitude, duur, en maximum snelheid bij konijnen en mensen was bijna identiek. Knipperen bij cavia’s was sneller dan bij konijnen en mensen. Elektromyografische (EMG) opnamen bij mensen toonden aan dat de m. orbicularis oculis deelnam aan de neerwaartse beweging van het bovenste ooglid tijdens het knipperen en het sluiten van het ooglid, maar niet actief deelnam aan de neerwaartse beweging van het ooglid die optreedt bij het wisselen van de blik. Wanneer recht vooruit kijkend, waren de geschatte stijfheid en viscositeit van het bovenste ooglid 10 g/mm en 0.38 g X s X mm-1 voor mensen en 1.17 g/mm en 0.062 g X s X mm-1 voor konijnen. Opwaartse en abductieve rotaties van het oog gingen gepaard met knipperen bij konijnen en cavia’s. Gelijktijdig trok de oogbol zich terug (translatie beweging) in de oogkas. Deze translatie en rotatie oogbewegingen waren het resultaat van contractie van de retractor bulbi spier en cocontractie van antagonistische extraoculaire spieren. De gegevens suggereren dat de mens het oog ook terugtrekt tijdens het vrijwillig knipperen. De retractie produceerde een rotatie van het oog in de richting van een “primaire positie” in plaats van een rotatie in één specifieke richting. Het verband tussen de maximumsnelheid, de duur en de amplitude van de neerwaartse fase van het knipperen kan worden uitgedrukt in één vergelijking, maximumsnelheid = c X gemiddelde snelheid, waarbij c een constante is. Dezelfde relatie, met een vergelijkbare waarde voor c, beschrijft ook saccadische oogbewegingen en snelle skeletbewegingen. Dit impliceert dat alle drie bewegingen gebruik maken van vergelijkbare neurale mechanismen.
Geef een antwoord