Coagulatietesten worden uitgevoerd om de aanwezigheid van lupus anticoagulant aan te tonen die in staat is de tijd van fosfolipide-gebaseerde stollingstesten te verlengen.
De aanwezigheid van lupus anticoagulant is zeer specifiek voor APS en er is een sterke associatie tussen deze laatste en trombotische voorvallen of foetaal verlies.
Het aantal fout-positieven en fout-negatieven is echter vrij hoog.
Veel factoren kunnen van invloed zijn op de gebrekkige sensitiviteit en specificiteit van deze tests, waaronder pre-analytische, analytische en post-analytische variabelen.

Diagnostische criteria voor circulerend lupus anticoagulans

Vier van dergelijke criteria bestaan en worden hieronder samengevat.

Tabel II: Criteria voor laboratoriumdiagnose van lupus anticoagulans

1. Verlenging van de fosfolipide-afhankelijke stollingstijd

2. Aantonen van remming bij een test met gemengde patiënten/normaal plasma

3. Aantonen dat de verlengde stollingstijd fosfolipide-afhankelijk is: verkorting of correctie van de aanvankelijk verlengde stollingstijd door toevoeging van een overmaat fosfolipide (bevestigingstest)

4. Uitsluiting van specifieke remmers gericht tegen stollingsfactoren (bijv.b.v. anti-factor VIII antilichamen)

Pre-analytische variabelen bij het screenen op circulerende lupus anticoagulantia

De pre-analytische fase is van cruciaal belang voor de diagnose van APS.
De aanwezigheid van residuele bloedplaatjes in plasma kan van invloed zijn op stollingstests die afhankelijk zijn van fosfolipiden afkomstig van bloedplaatjes; dergelijke fosfolipiden kunnen in het monster aanwezige antifosfolipide antilichamen neutraliseren en fout-negatieve resultaten opleveren. Daarom wordt aanbevolen een dubbele centrifugatie uit te voeren, bestaande uit een eerste centrifugatie bij 2 000 g gedurende 15 minuten bij omgevingstemperatuur, gevolgd door een tweede centrifugatie bij meer dan 2 500 g gedurende 10 minuten om plasma te verkrijgen dat minder dan 10 000 bloedplaatjes/µL bevat.

Keuze van tests

Er zijn veel tests voorgesteld die van fosfolipiden afhankelijk zijn.
Omdat de gevoeligheid van de tests uiteenloopt en bepaalde tests niet gestandaardiseerd zijn, heeft de International Society on Thrombosis and Hemostasis (ISTH) richtsnoeren gegeven voor de keuze van de te gebruiken tests.
Twee afzonderlijke testsystemen waarbij verschillende principes worden gebruikt, moeten worden gebruikt.
Diluted Russell viper venom time (DRVVT) moet in alle gevallen worden gebruikt. Deze test wordt als specifiek en robuust beschouwd voor het opsporen van lupusanticoagulantia.
De tweede test die moet worden uitgevoerd is APTT met gebruikmaking van silica als activator, vanwege de gevoeligheid daarvan. Het gebruik van kaolien of ellaginezuur als activator wordt niet aanbevolen, evenmin als het gebruik van de verdunde tromboplastinetijd, van tests op basis van ecarine- of textarinetijden, of van kaolienstollingstijd.

Mengselonderzoek

Het gebruikte gepoolde plasma dient volgens de gebruikelijke methoden te worden bereid. Dubbele centrifugering is vereist om plasma te verkrijgen dat minder dan 10.000 bloedplaatjes/µL bevat en een activiteit heeft die voor alle factoren dicht bij 100% ligt. In de handel verkrijgbaar gepoold plasma, hetzij gelyofiliseerd, hetzij ingevroren, kan worden gebruikt op voorwaarde dat het aan de vereiste voorwaarden voldoet en voor dit doel gevalideerd is.
Bij de mengtest moet een verhouding van 1:1 worden gebruikt tussen het testplasma en gepoold normaal plasma zonder preïncubatie.
Trombinetijdbeproeving vóór het mengonderzoek kan de aanwezigheid van heparine of andere remmers in het monster aantonen. Bepaalde reagentia, met name die welke in DRVVT-tests worden gebruikt, bevatten echter een remmer van heparine, waardoor de test kan worden uitgevoerd in monsters die tot 0,8 IE anti-Xa/mL bevatten.

Bevestigingstests

Hierbij wordt de correctie van de stollingstijd voor het plasmamonster in aanwezigheid van een overmaat fosfolipide geëvalueerd. Er moeten bifosfolipiden of fosfolipiden met zeshoekige fasen worden gebruikt. Daarentegen wordt het gebruik van ingevroren en ontdooide bloedplaatjes niet aanbevolen vanwege de interbatch variatie.

Exclusie van specifieke remmers gericht tegen stollingsfactoren

Screening op een specifieke remmer gericht tegen een bepaalde stollingsfactor (voornamelijk factor VIII of factor IX) is essentieel, aangezien de aanwezigheid van dergelijke remmers patiënten bloot kan stellen aan een hoog en potentieel levensbedreigend hemorragisch risico, dat onmiddellijke behandeling door gespecialiseerde teams vereist. Deze test omvat de bepaling van de factor in kwestie en, waar nodig, een specifieke screening op en bepaling van de remmer.