Het hedonische huizenprijsmodel is een belangrijk werkpaard als het gaat om het schatten van de waarde van lokale publieke goederen zoals de kwaliteit van scholen en criminaliteit, en van locatiegebonden voorzieningen zoals de bereikbaarheid van banen. Gezien het resultaat van Rosen (1974) dat hedonische coëfficiënten kunnen worden geïnterpreteerd als de marginale bereidheid om te betalen (MWTP) voor het goed, kan het hedonische model worden gebruikt om de baten te berekenen van beleidsmaatregelen die gebaseerd zijn op het verbeteren van de schoolprestaties of de openbare veiligheid. Een van de belangrijkste veronderstellingen voor deze interpretatie van de hedonische coëfficiënten als MWTP is dat de markt in evenwicht is. De recente turbulentie op de Amerikaanse woningmarkt heeft veel onderzoekers ertoe gebracht de interpretatie van de hedonische coëfficiënten in twijfel te trekken. Afgezien van perioden van grote instabiliteit op de markt, maken de huizenmarkten net als de economie cycli door. Men zou dan ook verwachten dat hedonische coëfficiënten ook variëren over de huizencyclus.

Een hedonische huizenprijs voor de regio Groot-Boston wordt geschat met behulp van transactiegegevens over een lange periode, 1987-2012, die meerdere cycli omvat met pieken in 1988 en 2005. De effecten van gestandaardiseerde testscores, misdaadcijfers en de bereikbaarheid van banen op huizenprijzen worden op jaarbasis geschat. Verrassend genoeg zijn er aanwijzingen dat deze schattingen een anticyclische variatie vertonen, waarbij de grootste effecten optreden tijdens de recente neergang. Dit kan worden verklaard door veranderingen in de samenstelling van kopers gedurende de huizencyclus.