Inn, gebouw dat reizigers openbaar onderdak en soms maaltijden en amusement biedt. De herberg is grotendeels vervangen door hotels en motels, hoewel de term nog vaak wordt gebruikt om traditionele gastvrijheid te suggereren.

Inns ontwikkelden zich in de antieke wereld overal waar werd gereisd voor handelsdoeleinden. In het uitgebreide wegennet van het oude Perzië waren herbergen te vinden. Langs karavaanroutes ontstonden karavansalons. Deze lagen ongeveer acht mijl uit elkaar en waren vaak gebouwd als forten met wachttorens. In de steden ontstond een kleinschaliger structuur, de khan.

Romeinse herbergen waren kennelijk op dezelfde wijze opgezet als antieke villa’s. Stallen en slaap- en eetgelegenheden werden rond een of meer gecentraliseerde binnenplaatsen geplaatst. Gedurende de vroege Middeleeuwen waren de accommodaties voor reizigers gewoonlijk alleen in kloosters te vinden; maar onder de gecombineerde invloed van de opleving van de handel in de late Middeleeuwen, de kruistochten, en een toename in de populariteit van pelgrimstochten, werden logementen gebouwd door kloosters, gilden, en particuliere ondernemers.

In Groot-Brittannië waren er tegen het einde van de 16e eeuw zo’n 6.000 herbergen. Europese herbergen uit die periode waren gepland rond een binnenplaats, waren meerdere verdiepingen hoog en hadden galerijen met bogen of balustrades boven de grond.

Gebruik een Britannica Premium-abonnement en krijg toegang tot exclusieve inhoud. Abonneer u nu