Onderzoekers geloven dat de oorspronkelijke habitat van de honingbij tropische klimaten en dichtbeboste gebieden zijn. Honingbijen kunnen gedijen in natuurlijke of gedomesticeerde omgevingen, hoewel ze bij voorkeur leven in tuinen, bossen, boomgaarden, weiden en andere gebieden waar bloeiende planten in overvloed aanwezig zijn. In hun natuurlijke omgeving bouwen honingbijen nesten in boomholten en onder randen van voorwerpen om zich te verbergen voor roofdieren.

Velen geloven dat honingbijen in Afrika zijn ontstaan en zich vervolgens hebben verspreid naar Noord-Europa, Oost-India, China en Noord- en Zuid-Amerika. Omdat honingbijen echter gedomesticeerd zijn om honing voor menselijke consumptie te produceren, worden ze nu over de hele wereld in verschillende habitats aangetroffen.

Honingbijen in gematigde klimaten, zoals Europese honingbijen, slaan grotere hoeveelheden honing op dan andere ondersoorten, omdat ze een bepaalde temperatuur in het nest moeten handhaven om tijdens de winter te overleven. Bijen die in deze klimaten leven, passen zich alleen goed aan hun omgeving aan als de werksters een groot nest met een goed geïsoleerd interieur hebben gemaakt. Om genoeg honing te verzamelen voor de volgende winter, zwermen de foerageerbijen vroeg in het voorjaar.

Omdat honingbijen in tropische habitats, zoals Afrikaanse honingbijen, geen lange weken van koud weer meemaken, hoeven ze geen grote en goed geïsoleerde nesten te bouwen, geen duizenden werksters te produceren en geen grote hoeveelheden honing op te slaan. Voor een honingbij in een tropische omgeving hangt het zwermen grotendeels af van de overvloed aan voedselbronnen, veeleer dan van seizoensfactoren. Maar ongeacht of ze in een tropisch of een gematigd klimaat leven, honingbijen houden hun kasten bij een constante temperatuur van 90 tot 95 graden Fahrenheit.

In de winter consumeren honingbijen honing en gebruiken hun metabolische warmte om warmte te verschaffen aan alle individuen van een kolonie. Daarentegen gebruiken honingbijen de vloeistof uit opgeslagen nectar als verdampingskoelmiddel tijdens warmere seizoenen. Deze methoden zorgen ervoor dat seizoensveranderingen geen invloed hebben op hun inwendige leefomgeving.