Inleiding

De belangrijkste doelstellingen van dit rapport zijn:

  • De bronnen, routes, emissies en lozingen van geselecteerde gevaarlijke stoffen in de zoete en mariene wateren van Europa documenteren en een overzicht geven van de huidige status van, en recente trends in, chemische verontreiniging van Europa’s in deze wateren;
  • Een aantal van de effecten beschrijven die gevaarlijke stoffen kunnen hebben op aquatische biota en het potentieel schetsen voor blootstelling van de mens aan deze stoffen via het water;
  • Een overzicht geven van de belangrijkste Europese beleidsmaatregelen en wetgeving met betrekking tot het gebruik van gevaarlijke stoffen en het vrijkomen daarvan in het water, en geselecteerde maatregelen belichten om deze emissies te verminderen;
  • Instrumenten en innovatieve benaderingen presenteren om de bronnen, niveaus en effecten van gevaarlijke stoffen, met inbegrip van chemische mengsels, te beoordelen.

Opmerking: de term “gevaarlijke stoffen” wordt in dit verslag in ruime zin gebruikt en omvat onder meer zeer zorgwekkende stoffen als gedefinieerd in de Europese verordening REACH inzake chemische stoffen, de gevaarlijke stoffen als gedefinieerd in het OSPAR-zeeverdrag (dat betrekking heeft op de Noord-Atlantische Oceaan en de Noordzee) of de potentieel uitgebreide lijst van stoffen waarvoor de EU-lidstaten hun eigen oppervlakte- en grondwaternormen moeten vaststellen.

Welke stoffen zijn gevaarlijk voor het aquatisch milieu?

In dit verslag ligt de nadruk op een aantal synthetische chemische stoffen die gevaarlijk zijn en, afhankelijk van het gebruikspatroon en de mogelijke blootstelling, zorgen baren voor de gezondheid van de mens en het milieu. Deze stoffen omvatten een breed scala van industriële en huishoudchemicaliën, metalen, bestrijdingsmiddelen en farmaceutische produkten, terwijl deze synthetische chemicaliën volgens het rapport duidelijk belangrijke voordelen voor de samenleving opleveren. Bepaalde soorten in de natuur voorkomende chemische stoffen, zoals metalen, kunnen ook gevaarlijk zijn.

Hoe worden de gevaarlijke stoffen in het aquatisch milieu geëmitteerd?

Emissie van gevaarlijke stoffen in het milieu kan zich voordoen in elke fase van hun levenscyclus, van productie, verwerking, fabricage en gebruik in downstream productiesectoren of door het grote publiek tot hun uiteindelijke verwijdering. Gevaarlijke stoffen komen zowel direct als indirect in de wateren terecht via een reeks diffuse en puntbronnen die afkomstig zijn van een breed scala van bronnen op het land en in zee, waaronder landbouw en aquacultuur, industrie, olie-exploratie, mijnbouw, vervoer, scheepvaart en afvalverwijdering, alsmede van onze eigen woningen. Tot de bronnen behoren uiteraard de productie ervan bij industriële activiteiten, maar ook het gebruik ervan in de stedelijke omgeving, de landbouw, de mijnbouw, op stortplaatsen en in verontreinigde gebieden.

Hoewel bijvoorbeeld de behandeling van huishoudelijk en industrieel afvalwater in heel Europa geleidelijk is ingevoerd, verwijdert dit proces niet alle en niet alle gevaarlijke stoffen. Huishoudelijke en industriële chemicaliën en geneesmiddelen worden bijvoorbeeld nog steeds aangetroffen in behandeld afvalwater dat vervolgens in oppervlaktewateren wordt geloosd. Bovendien is de bezorgdheid over chemische verontreiniging als gevolg van de exploitatie van schaliegas recentelijk toegenomen.

Wat zijn de effecten van gevaarlijke stoffen in water?

Het risico van schadelijke effecten op aquatische biota op alle niveaus (moleculair, cellulair, weefsel, orgaan en ecosysteemniveau) is afhankelijk van de concentratie van gevaarlijke stoffen in zoet en zeewater en daarmee samenhangende biota, met inbegrip van sedimenten1 .

  • Van stoffen met hormoonontregelende eigenschappen is bijvoorbeeld aangetoond dat zij bij bepaalde concentraties de voortplanting bij vissen en schaaldieren in Europa aantasten, waardoor bezorgdheid ontstaat over de vruchtbaarheid en het overleven van de populatie;
  • Het effect van organische chloorverbindingen op zeevogels en zeezoogdieren is eveneens goed gedocumenteerd, evenals de toxiciteit van metalen en pesticiden voor zoetwaterbiota.

Sociaal-economisch gezien verminderen dergelijke effecten ook de diensten die door aquatische ecosystemen worden geleverd, en bijgevolg de inkomsten die daaruit kunnen worden verkregen. Laboratoriumstudies hebben aangetoond dat de gecombineerde effecten van chemische stoffen op het aquatisch leven additief kunnen zijn, hetgeen kan resulteren in waarneembare schadelijke effecten, zelfs indien deze afzonderlijk aanwezig zijn op een niveau dat lager ligt dan het niveau waarop schadelijke effecten kunnen worden waargenomen.

Kan blootstelling aan deze gevaarlijke stoffen via waterverontreiniging risico’s inhouden voor de menselijke gezondheid?

De blootstelling van de mens aan gevaarlijke door de mens vervaardigde chemische stoffen is in verband gebracht met een reeks chronische ziekten, waaronder kanker, alsmede met aantasting van de voortplanting en de ontwikkeling. Het risico van schadelijke effecten is, net als voor het milieu, afhankelijk van de mate van blootstelling aan deze stoffen1. Een dergelijke blootstelling kan in verband worden gebracht met de inname van verontreinigd drinkwater en de consumptie van verontreinigde zoetwatervis en schaal- en schelpdieren.

Voor verscheidene gevaarlijke stoffen in de zeeën rond Europa is de overschrijding van de reglementaire grenswaarden in schaal- en schelpdieren gedocumenteerd, aldus het rapport. Hoewel bijvoorbeeld de blootstelling van de mens aan kwik in het Noordpoolgebied, via de consumptie van zeevoedsel, is afgenomen, lagen de concentraties in het bloed van meer dan 75% van de vrouwen die in 2007 in Groenland werden bemonsterd, nog steeds boven de richtwaarden van de VS.

Er bestaat ook bezorgdheid over de mogelijke gezondheidseffecten van blootstelling van de mens via diverse routes aan een mengsel van chemische stoffen, die in de meest vervuilde waterlichamen van Europa worden aangetroffen. Met name de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in de drinkwatervoorziening maakt het noodzakelijk deze te verwijderen. Een belangrijke maatregel om het vereiste verontreinigingsniveau van het Europese drinkwater te verlagen, is volgens het rapport de instelling van vrijwarings- of beschermingszones rond de bron van het water dat voor menselijke consumptie wordt gebruikt, gekoppeld aan regelgevende maatregelen om verontreinigende activiteiten te controleren en te verminderen.

Voor het verschil tussen hazard en rsk, zie de korte animatievideo: https://www.youtube.com/watch?v=PZmNZi8bon8

Wat is de evolutie van de concentraties gevaarlijke stoffen in het aquatisch milieu?

In veel gevallen wordt een dalende trend van verontreiniging waargenomen. In het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan zijn de concentraties van cadmium, DDT, lood, lindaan en PCB’s alle gedaald, hetgeen een afspiegeling is van de verminderde belasting door rivieren. In de Oostzee wijzen rapporten ook op een dalende tendens voor lindaan, terwijl andere bronnen wijzen op een dalende tendens voor PCB’s in haring, baars en mosselen op verschillende plaatsen. Het verbod op het aangroeiwerende middel tri-butyltin (TBT) heeft geleid tot duidelijke neerwaartse trends in de concentraties in zeeslakken in het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan en in de Oostzee.

Hoe zit het met de persistentie van sommige gevaarlijke stoffen in het aquatisch milieu?

Voor sommige gevaarlijke stoffen, zoals kwik, tributyltin en poly-aromatische koolwaterstoffen, die hydrofoob zijn en de neiging hebben zich in sedimenten en biota te accumuleren, zijn de concentraties daarvan in deze organische matrices waarschijnlijk hoger en dus detecteerbaarder en meetbaarder dan in water en kan het risico voor het aquatisch milieu worden onderschat wanneer de metingen alleen in het water worden verricht.

Hoewel regelgeving heeft geleid tot gedocumenteerde verminderingen van de emissies van dergelijke stoffen in lucht en water (de aanwezigheid van vele stoffen is een erfenis van het gebruik in het verleden), betekenen hun persistentie en alomtegenwoordigheid, met name in sediment en biota, dat zij een risico voor het aquatisch milieu blijven vormen, zelfs op plaatsen ver van menselijke activiteiten.

Uit de gegevens blijkt echter dat een reeks gevaarlijke stoffen nog steeds in hoge concentraties kan worden aangetroffen, onder andere in drie van de Europese zeeën. In het geval van DDT, hexchloorbenzeen (HCB), lindaan en PCB’s weerspiegelt deze waarneming hun lange persistentie in het aquatisch milieu, gezien het feit dat alle vier thans in Europa al vele jaren verboden zijn. Op bepaalde locaties overschreden ook sommige metaalconcentraties de door de EU-wetgeving vastgestelde maximumniveaus. Een verdere harmonisatie op EU-niveau is dan ook wenselijk, aldus het rapport.

Zijn er nieuwe soorten gevaarlijke waterverontreinigende stoffen?

Sommige recentere soorten “opkomende verontreinigende stoffen” omvatten stoffen die al enige tijd bestaan, zoals farmaceutische producten en producten voor persoonlijke verzorging, maar ook relatief nieuwe stoffen, zoals nanomaterialen. Voor dergelijke stoffen zijn het bewustzijn en het begrip, momenteel nog onvolledig, van hun potentiële effecten pas recentelijk ontwikkeld en is hun opname in routinematige monitoringprogramma’s tot dusver beperkt gebleven, waardoor het moeilijk is de risico’s voor het milieu en de menselijke gezondheid robuust te beoordelen en aldus regelgeving en betere monitoring te rechtvaardigen.

Gerichte monitoring van geselecteerde opkomende verontreinigende stoffen in de hele EU zou dus wenselijk zijn om ervoor te zorgen dat men zich tijdig bewust wordt van potentieel problematische stoffen waarvoor wellicht regelgeving nodig is. Deze monitoring moet worden ondersteund door Europese onderzoekstudies.

Kan de klimaatverandering van invloed zijn op het vraagstuk van gevaarlijke stoffen in het aquatisch milieu?

De klimaatverandering zal het vraagstuk van gevaarlijke stoffen in de zoete en mariene wateren van Europa nog complexer maken. Dit verschijnsel zal in de komende decennia waarschijnlijk een negatieve invloed hebben op de chemische waterkwaliteit, indien niet de nodige krachtige maatregelen worden genomen. In regio’s waar intensievere regenval wordt verwacht, zullen de frequentie en de ernst van verontreinigde stedelijke stormstromen naar verwachting toenemen, terwijl het wegspoelen naar het water van verontreinigende stoffen uit de landbouw, waaronder bestrijdingsmiddelen en diergeneesmiddelen, kan worden verergerd.

Warmere, drogere zomers en steeds heviger en frequenter voorkomende droogtes zullen de rivierstromen uitputten, waardoor de verdunningscapaciteit voor verontreinigende stoffen afneemt en de concentraties van gevaarlijke stoffen toenemen. Stijgende watertemperaturen en andere met klimaatverandering samenhangende stressfactoren kunnen in wisselwerking met gevaarlijke stoffen gevolgen hebben voor de gezondheid van het immuunsysteem van in het water levende organismen.

De verzuring van de oceanen, die wordt gestimuleerd door de toename van het kooldioxidegehalte in de atmosfeer (CO2 in water wordt koolzuur), kan de soortvorming van metalen in het zeewater veranderen en daardoor ook hun interactie met mariene organismen. Bovendien kan kusterosie – die waarschijnlijk ook door de klimaatverandering zal worden versterkt – ertoe leiden dat historische stortplaatsen langs de kusten van Europa bloot komen te liggen, waardoor gevaarlijke stoffen in de kustwateren kunnen vrijkomen.

Zijn er doeltreffende maatregelen om de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in het aquatisch milieu verder terug te dringen?

Voor veel gevaarlijke stoffen moet informatie over industriële emissies in het water worden gerapporteerd in het kader van het Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (E-PRTR). Tot op heden is de rapportage in het kader van het E-PRTR echter nog steeds onvolledig wat betreft de ruimtelijke omvang en de temporele resolutie van de gegevens die de emissies in het water beschrijven – voor sommige stoffen is dat zelfs duidelijk het geval. Het is ook belangrijk dat het kwantitatieve inzicht in de bronnen, emissies en routes van alle gevaarlijke stoffen aanzienlijk wordt verbeterd. Vooruitgang op dit gebied zal het gemakkelijker maken passende maatregelen vast te stellen om de chemische verontreiniging van aquatische milieus aan te pakken.

Hoewel beheersing “aan de bron” wenselijk is, is het zeer waarschijnlijk dat andere maatregelen om de emissie van gevaarlijke stoffen in het water te verzachten van essentieel belang zullen blijven, aldus het rapport. Dergelijke maatregelen omvatten geavanceerde afvalwaterbehandeling, beheersing van stedelijk stormwater en specifieke agro-milieupraktijken zoals oeverbufferstroken. Het is bewezen dat een vermindering van de uitstoot van gevaarlijke stoffen economische en maatschappelijke voordelen oplevert. Er kan een reeks andere maatregelen worden genomen om de emissie van gevaarlijke stoffen in het water te verminderen. Het gaat onder meer om productsubstitutie, beperkingen op het op de markt brengen en het gebruik, voorschriften om de toepassing van schone productieprocessen en “beste beschikbare technieken” (BBT) in aanvragen voor industriële vergunningen aan te tonen, fiscale instrumenten, de vaststelling van emissie- en milieukwaliteitsnormen, en maatregelen om het publiek bewust te maken.

Om deze problemen aan te pakken, hebben recente Europese onderzoekstudies geleid tot de ontwikkeling en beproeving van nieuwe beoordelings- en modelleringsinstrumenten die helpen een verband te leggen tussen chemische verontreiniging en de waargenomen verslechtering van de ecologische kwaliteit. Dergelijke instrumenten omvatten benaderingen om bestaande chemische en biologische monitoringgegevens te evalueren, samen met locatiespecifieke experimentele technieken om oorzaak-gevolgrelaties vast te stellen. Het is namelijk niet praktisch of betaalbaar om voor honderden afzonderlijke chemische stoffen in zoet water en zeewater, met inbegrip van aquatische biota en sedimenten, met voldoende ruimtelijke en temporele resolutie monsters te nemen en te analyseren. Wanneer men zich echter concentreert op een klein aantal vooraf geselecteerde prioritaire stoffen, bestaat er een groot risico dat andere problematische stoffen over het hoofd worden gezien. Bovendien wordt bij een dergelijke aanpak geen rekening gehouden met de effecten van mengsels van chemische stoffen.

De verdere ontwikkeling van met de analytische chemie geïntegreerde instrumenten voor biologische effecten is wenselijk en zou te zijner tijd kunnen bijdragen tot de identificatie van stoffen die met risico’s in verband worden gebracht. De Europese onderzoekfondsen kunnen een belangrijke rol spelen bij de verdere ontwikkeling van deze instrumenten.

Wat zijn de bestaande wetgevingen ter bescherming van de wateren in de E.U.?

De Europese Unie heeft een reeks betrekkelijk recente wetgevingen ingevoerd om het gebruik van chemische stoffen en de emissies daarvan in het milieu, met inbegrip van water, aan te pakken.

De verordening inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), die in 2006 is vastgesteld en bedoeld is om de menselijke gezondheid en het milieu beter te beschermen tegen de risico’s van chemische stoffen, speelt in dit verband een belangrijke rol. De REACH-verordening legt een grotere verantwoordelijkheid bij de industrie met betrekking tot het beheer van deze risico’s en het verstrekken van veiligheidsinformatie over de gebruikte stoffen. De verordening roept ook op tot de geleidelijke vervanging van de gevaarlijkste chemische stoffen zodra er geschikte alternatieven zijn gevonden.

De chemische kwaliteit van het oppervlaktewater in de EU wordt tegenwoordig voornamelijk geregeld door de onlangs vastgestelde richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen (MKN-richtlijn), waarin concentratiegrenswaarden worden vastgesteld voor verontreinigende stoffen die voor de hele EU van belang zijn en bekend staan als “prioritaire stoffen” (PS).

Enkele van deze verontreinigende stoffen zijn aangewezen als “prioritaire gevaarlijke stoffen” (PGS) vanwege hun toxiciteit, hun persistentie in het milieu en hun bioaccumulatie in plantaardig en dierlijk weefsel, waarvoor de MKN-richtlijn voorschrijft dat lozingen, emissies en verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen moeten worden stopgezet of geleidelijk moeten worden beëindigd. Voor andere stoffen die op lokaal, stroomgebied- of nationaal niveau als zorgwekkend zijn aangemerkt, moeten op nationaal niveau normen worden vastgesteld. Naleving van deze eis is van cruciaal belang, zo wordt in het verslag onderstreept.

Bestrijdingsmaatregelen die in het kader van de EU-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC) zijn vastgesteld, hebben eveneens bijgedragen tot een daling van de metaalemissies in water en lucht. De wetgeving inzake de productie, het gebruik en de verwijdering van polychloorbifenylen (PCB’s) heeft bijvoorbeeld geleid tot een daling van de concentraties daarvan in mariene biota. Een soortgelijk resultaat is bereikt met het verbod op tributyltin (TBT) in aangroeiwerende verf wegens de hormoonontregelende effecten ervan op ongewervelde mariene organismen, hoewel op bepaalde plaatsen nog hoge concentraties in mariene sedimenten kunnen worden waargenomen.

Kunnen gevaarlijke chemische stoffen duurzamer worden geproduceerd en gebruikt?

De inspanningen ter bevordering van een duurzamer gebruik en productie van chemische stoffen vereisen een mix van beleidsreacties, waaronder regelgeving, economische stimulansen, op informatie gebaseerde instrumenten en een bredere toepassing van “groene chemie”. Dit zou niet alleen het milieu in Europa ten goede komen, aldus het rapport, maar ook de schadelijke effecten verminderen die in andere delen van de wereld ontstaan als gevolg van het groeiende aandeel van in Europa ingevoerde goederen.

Deze aanpak houdt in dat nieuwe processen en technologieën worden ontwikkeld die de kwaliteit van een product handhaven, maar het gebruik en de productie van gevaarlijke stoffen verminderen of elimineren.

Het is aangetoond dat de toepassing van duurzame, groene chemietechnieken financiële voordelen oplevert en dus een concurrentievoordeel oplevert. Momenteel is er echter geen alomvattende EU-wetgeving inzake duurzame chemie van kracht.