Ondanks de oorlog werden stappen ondernomen om de pas opgerichte staat op te bouwen. In 1919 werden het nationale bestuur en het rechtssysteem, de politie, de opera, het conservatorium, de kunstacademie en de universiteit van Letland opgericht.

Tussen werd op 1 mei 1920 de Constitutionele Vergadering gekozen en bijeengeroepen om de grondwet van Letland op te stellen. Bovendien gaf de Vergadering het startsein voor de historische Agrarische hervorming, waarbij de feodale gronden werden herverdeeld onder de landloze boeren en de veteranen van de Onafhankelijkheidsoorlog.

Het begin van de jaren twintig was een periode van wederopbouw van de economie en het vestigen van de democratie. Op 26 januari 1921 haalde de eerste minister van Buitenlandse Zaken van Letland, Zigfrīds Anna Meierovics, de Hoge Raad van Geallieerde Mogendheden (Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië, België en Japan) over, die Letland de iure erkende. Letland werd opgenomen in de Volkenbond.

Het eerste parlement of Saeima werd gekozen in oktober 1922. De Saeima verkoos de prominente jurist Jānis Čakste tot eerste president van Letland. In de eerste vier parlementen van 1922 tot 1934 hadden de sociaal-democraten altijd de meeste stemmen, maar de runner-up, de conservatieve Boerenbond, was meestal de partij die een coalitie vormde en de regering leidde. Gustavs Zemgals werd in 1927 tot president gekozen en werd in 1930 opgevolgd door Alberts Kviesis.

Letland ontwikkelde regionale doorvoerverbindingen en dreef internationale handel met het Westen en Oosten. Dankzij de sterke landbouwbasis van de economie kon Letland de Grote Depressie met minder verliezen doorstaan. Tegen de jaren 1930 was het welvaartsniveau in Letland vergelijkbaar met dat van ontwikkelde Europese landen als Denemarken en Finland.