Deze studie heeft tot doel het effect van windrichting (WD) op thermische en windsensaties te onderzoeken, WS-benchmarks te heroverwegen, en wijzigingen voor te stellen op fysiologische equivalente temperatuur (PET) en universele thermische klimaatindex (UTCI) om de effecten van WD weer te geven. In totaal werden 1008 interviews in openlucht afgenomen met gelijktijdige micrometeorologische metingen in Teheran, Iran, waarbij de voorkeurs-, neutrale-, neutrale- en aanvaardbare bereiken van UTCI en PET werden vergeleken voor proefpersonen die blootgesteld waren aan de windrichting naar links en naar de windrichting. De resultaten wezen op een afwijking van 4,6 °C in neutrale PET (nPET) en 4 °C in neutrale UTCI (nUTCI) tussen de windrichtingen aan de windzijde en de windrichting aan de windzijde. Bovendien bleek uit de resultaten dat de proefpersonen in de benedenwindse windrichting minder gevoelig waren voor variaties in windsnelheid (WS), PET en UTCI, en lagere neutrale en voorkeurstemperaturen/WS vertoonden, en zich thermisch aanvaardbaar voelden in een grotere spleet. Uit de resultaten bleek ook dat het uitvoeren van de enquêtes zonder rekening te houden met de effecten van de W W, kan leiden tot een volledig verkeerd begrip van het klimaat. Ook werden de empirische WS-benchmarks bepaald met gebruikmaking van technieken die regelmatig voor thermische analyse worden gebruikt. Deze referentiewaarden werden afzonderlijk gespecificeerd voor de windrichtingen aan de windzijde en de windrichting aan de windzijde, waarvan de kennis nuttig kan zijn voor de planning en het ontwerp van buitenomgevingen.