De prognose voor maligne bekkenbeentumoren is slechter dan die voor maligne beentumoren van de extremiteiten omdat definitieve chirurgie in het bekken vaak moeilijk te verwezenlijken is. De resultaten van acht patiënten die achtereenvolgens werden behandeld met een multidisciplinaire benadering, vanaf 1990, werden geanalyseerd. De histologische diagnose was osteosarcoom bij vijf patiënten, chondrosarcoom bij twee, en Ewing’s sarcoom bij één. Vijf laesies ontstonden in het ilium en drie in het pubis. De extraosseuze tumoren namen in omvang af en/of werden ingekapseld als gevolg van preoperatieve chemotherapie bij zes patiënten, waarvan er vier een brede chirurgische marge behaalden. Wat betreft de plaats van de tumor en de chirurgische marge, betroffen alle vijf laesies in het ilium het sacrum, waarvan er vier werden gereseceerd met een ontoereikende marge. De drie laesies in het pubis werden met een adequate marge gereseceerd. Lokaal recidief werd waargenomen bij twee patiënten die met een ongeschikte marge waren behandeld. In de periode tussen 18 en 57 maanden na de eerste operatie waren vijf patiënten ononderbroken ziektevrij en één patiënt was nog in leven maar had longmetastasen. Onze resultaten geven aan dat de kansen van een patiënt op een definitieve operatie kunnen worden vergroot door een multidisciplinaire aanpak, hoewel de behandeling van sacroiliacale betrokkenheid een uitdaging blijft.
Geef een antwoord