Echinococcus granulosus
MATERIAL SAFETY DATA SHEET – INFECTIOUS SUBSTANCES
SECTION I – INFECTIOUS AGENT
NAME: Echinococcus granulosus
SYNONYM OF CROSS REFERENCE: Echinokokkose, Uniloculaire echinokokkose, Cystic hydatid disease (CHD)
CHARACTERISTIEK: Lintworm bestaande uit 3 tot 5 segmenten, meestal 3-6 mm lang; scolex heeft 4 zuigers gevolgd door een kiemkrachtig nekgebied, een zich ontwikkelend segment en een gravid segment dat meerdere segmenten bevat; cyste groeit meestal langzaam, zijn meestal 1-7 cm in diameter, maar kunnen groter zijn dan 10 cm
SECTIE II – GEZONDHEIDSGEVAAR
PATHOGENICITEIT: Manifestatie afhankelijk van de plaats en grootte van de cyste (hydatide) van de longen, lever en onderhuids weefsel kan vele jaren asymptomatisch zijn, maar er kunnen zich drukeffecten ontwikkelen; in gevoelige gebieden kunnen hydatiden blokkade-effecten en mechanische compressie veroorzaken die leiden tot het instorten van geïnfecteerde botten, blindheid en epiletiforme aanvallen; het scheuren van een hydatide-cyste kan een plotselinge anafylactische shock veroorzaken
EPIDEMIOLOGIE: Meest algemeen in gematigde schapenhouderijgebieden; zuidelijk Zuid-Amerika, zuidelijk en centraal Gemenebest van Onafhankelijke Staten, zuidwestelijk Azië, Middellandse-Zeekust, Australië, Nieuw-Zeeland, Midden-Oosten, noordelijk Afrika, westelijk VSA, noordwestelijk Canada en Alaska; meest voorkomende soort
Gastheerbereik: Definitieve gastheren zijn de hond, wolf, dingo en andere Canidae; gebruikelijke tussengastheer is de herbivoor (schapen, runderen, varkens, geiten, paardachtigen, kameelachtigen) en de mens
VOORLOPIGE DOSERING: Niet bekend
WIJZE VAN OVERBRENGING: Overdracht van hand op mond van lintwormeieren uit hondenuitwerpselen; met uitwerpselen besmet voedsel en water; in het noordwesten van Canada wordt de ziekte in stand gehouden in een wolven- en ganzencyclus, van waaruit de hond de parasiet naar de mens brengt
INCUBATIEPERIODE: Variabel, van 12 maanden tot jaren, afhankelijk van de plaats en het aantal cysten
COMMUNICABILITEIT: Niet direct van mens op mens overdraagbaar; honden beginnen 7 weken na infectie eieren door te geven; de meeste infecties zijn na 6 maanden verloren; volwassen wormen kunnen 2-3 jaar overleven
SECTIE III – DISSEMINATIE
RESERVOIR: Mensen, honden, wolf, schaap, geit, varken, rund
ZOONOSIS: Ja, infectie wordt meestal opgelopen door contact met hoektanden
VECTOREN: coprofagische vliegen kunnen dienen als mechanische vector van de eieren, aasvogels en geleedpotigen
SECTIE IV – GESCHIKTHEID
DRUG SUSCEPTIBILITEIT: Gevoelig voor albendazol, mebendazol, praziquartel (honden), experimenteel gebruik oxfendazol
SUSCEPTIBILITEIT TEGEN DISINFECTANTEN: Gevoelig voor 1% natriumhypochloriet, 2% glutaaraldehyde
FYSISCHE INACTIVATIE: Gevoelig voor hitte en uitdroging
OVERLEVENS BUITEN HUIS: Eieren kunnen enkele maanden overleven in weiland, tuin en op huisvuil; overleeft in water en vochtig zand 3 weken bij 30° C, 225 dagen bij 6° C en 32 dagen bij 10-21° C
VERSPREIDING V – MEDISCH
OVERLEVENS: Bewaken op symptomen; bevestigen door ultrasonografisch en serologisch onderzoek (laxtex agglutinatietest)
EERSTE HULP/TREATING: Passende medicamenteuze therapie toedienen; grote solitaire levercysten operatief verwijderen
IMMUNISATIE: Geen beschikbaar
PROPHYLAXIS: Mebendazol en albendazol zijn met succes gebruikt
VERSPREIDING VI – LABORATORISCHE GEVAREN
LABORATORIAIRE INFECTIES: Tot op heden geen meldingen
VOORZIENINGEN/SPECIMENS: Sputum, weefselbiopsie
PRIMARY HAZARDS: Inslikken; druppelblootstelling van het slijmvlies
SPECIAL HAZARDS: Inslikken van eieren door hand-op-mond-overdracht
VERSPREIDING VII – AANBEVOLEN VOORZORGSMAATREGELEN
VOORSCHRIFTEN VOOR BEHANDELING: Bioveiligheidsniveau 2 praktijken en inperkingsapparatuur voor alle activiteiten waarbij de besmettelijke stadia van de parasiet of mogelijk besmettelijke lichaamsvloeistoffen of weefsels betrokken zijn
VOORZORGSMAATREGELEN: Laboratoriumjas; handschoenen wanneer huidcontact met besmettelijke materialen onvermijdelijk is
VOORZORGSMAATREGELEN: Werkzaamheden met deze parasiet (gravide segmenten) dienen te worden uitgevoerd in een bioveiligheidskabinet of het equivalent daarvan.
SECTIE VIII – HANTERINGSINFORMATIE
MORSINGEN: Aërosolen laten bezinken; de gemorste stof met beschermende kleding voorzichtig afdekken met absorberend papier en 1% natriumhypochloriet aanbrengen, beginnend bij de omtrek en werkend naar het midden; voldoende contacttijd (30 min) toestaan alvorens op te ruimen
WIJZIGING: Ontsmet alle afvalstoffen alvorens ze te verwijderen; stoomsterilisatie, chemische desinfectie, verbranding
OPSLAG: In verzegelde containers die op de juiste wijze zijn geëtiketteerd
SECTIE IX – DIVERSE INFORMATIE
Datum opgesteld: Januari, 2001
Voorbereid door: Office of Laboratory Security, PHAC
Hoewel de informatie, adviezen en aanbevelingen in dit Veiligheidsinformatieblad zijn samengesteld uit bronnen die betrouwbaar worden geacht, aanvaarden wij geen verantwoordelijkheid voor de nauwkeurigheid, toereikendheid of betrouwbaarheid of voor enig verlies of letsel als gevolg van het gebruik van de informatie. Er worden regelmatig nieuwe gevaren ontdekt en het is mogelijk dat deze informatie niet volledig up-to-date is.
Geef een antwoord