Bij de vorige stap hebben we geleerd dat de criminologie is voortgekomen uit twee 19e-eeuwse bekommernissen. De eerste hield verband met de inspanningen van de staat om criminaliteit te beheersen en de tweede hield verband met het ontwikkelen van een beter begrip van criminaliteit. In dit artikel zullen we erachter komen hoe de huidige criminologie is voortgekomen uit deze twee verschillende ideeën.
De Victoriaanse context
In Engeland was het begin van de 19e eeuw turbulent. Het einde van de oorlog van 1812-15 met Frankrijk zorgde voor grote aantallen soldaten die huiswaarts keerden en een hoge werkloosheid. Armoede was endemisch en er was veel kritiek op de staat. De radicale journalist William Cobbett legde in het Political Register (1830) de schuld voor de rellen bij de honger en de Poor Laws: “I defy you to agitate any fellow with a full stomach”.
De gehoorzaamheid aan de regering en de aristocratie was gering en de rechtbanken werden overstelpt doordat velen hun toevlucht namen tot misdaad om te overleven. Omdat men zich steeds meer zorgen maakte over een mogelijke revolutie, begon de regering gegevens bij te houden over misdaad en onrust. Er werden wetten uitgevaardigd die schulden, armoede en protesten tot misdaden maakten, waardoor een hele klasse van burgers werd gecriminaliseerd. Het Britse ministerie van Binnenlandse Zaken breidde zijn takenpakket uit van het beheer van ‘vreemdelingen’ (buitenlanders) tot misdaad, criminelen en gevangenissen, en in 1829 werd een politiemacht opgericht.
Deze inspanningen om de misdaad onder controle te krijgen gingen gepaard met parallelle debatten over de oorzaken van misdaad. Het werd duidelijk dat oude ideeën over zonde, tovenarij, lust, fatalisme en religie weinig hielpen om de chaotische Victoriaanse steden in goede banen te leiden. Criminaliteit leek zelfs rationeel, want logisch gezien hadden weinigen iets te verliezen: “Als de baten groter zijn dan de kosten, doe het dan. Als de kosten hoger zijn dan de baten, doe het dan niet’, was de realiteit voor velen.
Maar hervormingen om het leven van de armen te verbeteren, zoals onderwijs en gezondheidszorg, waren niet populair. Deels omdat ze duur waren, maar ook omdat dit betekende dat de regering en de fabriekseigenaren verantwoordelijkheid zouden moeten erkennen voor de verschrikkelijke omstandigheden waaronder veel mensen leefden. In plaats van sociale hervormingen wendde men zich tot de ‘wetenschap’ om verklaringen te zoeken voor overtredingen en ontstond de nieuwe kennis van de criminologie.
Criminelen verklaren: theoretische geschiedenissen
In de 19e eeuw werden de methoden van de natuurwetenschappen aangepast om menselijke gedragingen zoals criminaliteit te verklaren. Het onderliggende uitgangspunt was dat als mensen als criminelen werden ‘geboren’, ze konden worden geïdentificeerd, gelabeld en gemanaged.
De belangrijkste denker achter dit project was Cesare Lombroso, een Italiaanse arts en psychiater. In 1876 publiceerde hij Over de criminele mens, waarin hij stelde dat criminelen een bepaald type vertegenwoordigen dat verschilt van niet-criminelen. In algemene termen stelde hij dat misdadigers een vorm van ontaarding vertegenwoordigen die zich uit in kenmerken die een afspiegeling zijn van vroegere vormen van evolutie. Hij stelde een typologie op van mannelijke misdadigers die hij in vier typen indeelde:
-
Geboren misdadigers met atavistische kenmerken. Lombroso stelde voor dat de “geboren misdadiger” kon worden onderscheiden door erfelijke lichamelijke stigmata, zoals grote kaken, schele ogen en vlezige lippen.
-
Krankzinnige misdadigers, waaronder idioten, imbecielen en paranoia’s, epileptici en alcoholisten.
-
Gelegenheidscriminelen of criminaloids, wier misdaden hij uitlegde als opportunistisch.
-
Passiecriminelen, die misdrijven plegen uit woede, liefde of eergevoel.
Uit zijn studies naar vrouwelijke criminaliteit concludeerde hij dat vrouwelijke criminelen zeldzaam waren omdat ze minder waren geëvolueerd dan mannen.
Lombroso’s nalatenschap is ingrijpend geweest voor de kennis, de cultuur en voor de criminologie. Ideeën over biologie als stigma hebben geleid tot racisme, vooroordelen, mishandeling en eugenetica. Lombroso’s overtuiging dat gestigmatiseerde mensen gesteriliseerd moeten worden zodat ze niet nog meer inferieure exemplaren voortbrengen, leidde ook tot eugenetica. Toen Adolf Hitler de eugenetische theorie in praktijk bracht, verdween Lombroso’s naam uit de beleefde conversatie. Toch klinken Lombroso’s ideeën vandaag de dag nog steeds door: samenlevingen veroordelen veel zwarte mensen tot armoede en criminaliteit vanwege hun genen, in plaats van hen bijvoorbeeld de schuld te geven van 250 jaar slavernij, kolonialisme en racisme.
Ondanks deze erfenis maakten zijn methoden deel uit van een omslag naar positivistisch onderzoek, dat in de criminologie tot op de dag van vandaag van grote invloed is. In de positivistische benadering van criminaliteit wordt gezocht naar meetbare kenmerken van criminaliteit en criminelen: biologische, psychologische, milieu- of sociologische kenmerken, die vervolgens kunnen worden beheerst om het probleem van de criminaliteit te verlichten. Belangrijk is dat deze kenmerken worden gezien als indicatieve feiten waarom daders of hun gedragingen niet “normaal” zijn. Vervolgens wordt getracht het abnormale te corrigeren, indien mogelijk door behandeling, rehabilitatie, straf, afschrikking, opvoeding of sociaal initiatief. Als dit niet mogelijk is, wordt de dader overgebracht naar een soort gevangenis of op een andere manier onder controle gehouden.
In de volgende stap brengen we een bezoek aan Lombroso’s Museum voor Criminele Antropologie aan de Universiteit van Turijn, Italië, om meer te weten te komen over zijn theorieën en de invloed van zijn ideeën op het huidige onderzoek.
Emsley C. (1997) ‘The history of crime and crime control institutions’, in M. Maguire, R. Morgan and R. Reiner The Oxford Handbook of Criminology. Oxford: Oxford University Press, 2e druk.
Hopkins Burke R. (2002) An Introduction to Criminological Theory, Cullompton UK, Willan.
Jones, S. (2001) Criminology Londen, Butterworths.
Sparks, R. met David Garland “Criminologie, sociale theorie en de uitdaging van onze tijd” (2000) British Journal of Criminology Vol 40 (2) 189-204.
Spicker, P. (2016) An introduction to social policy, www.spicker.uk
Valier, C. (2005) ‘Just theory: theory crime and criminal justice’ in Hale, C. Hayward, K. Wahidin, A. Wincup, E. eds. ( 2005) Criminologie Oxford: Oxford University Press.
Wykes M. (2001) News, Crime and Culture, Londen: Pluto Press.
Geef een antwoord