Rheumatoïde artritis is een heterogene ziekte, die op basis van gegevens die genetische risicofactoren en auto-antilichamen combineren, kan worden onderverdeeld in ACPA-positieve en -negatieve RA. De aanwezigheid van ACPA en RF en de stijgende CRP-niveaus bij sommige patiënten, jaren voor het optreden van klinische symptomen, wijzen erop dat de relevante immuunreacties voor de ontwikkeling van RA al zeer vroeg worden geïnitieerd. ACPA zijn zeer specifiek voor RA, terwijl RF ook kunnen worden aangetroffen bij gezonde (oudere) personen en patiënten met andere auto-immuunziekten of infecties. De belangrijkste genetische risicofactor voor de ontwikkeling van RA, de gedeelde epitoop allelen, bevindt zich in de MHC klasse II regio. Gedeelde epitoop-allelen predisponeren echter alleen voor de ontwikkeling van ACPA-positieve RA. Roken is tot dusver de belangrijkste omgevingsrisicofactor die in verband wordt gebracht met de ontwikkeling van RA. Studies over synovitis hebben het belang aangetoond van niet alleen adaptieve maar ook van aangeboren immuunreacties. Samenvattend blijkt uit de verschillende resultaten van immunologische veranderingen in bloed en synoviaal weefsel dat de uitbreiding van de immuunrespons van een diffuse myeloïde naar een lymfo-myeloïde ontsteking geassocieerd lijkt te zijn met een meer succesvolle therapeutische respons op biologische geneesmiddelen. Wat de vooruitgang in het onderzoek naar synovitis betreft, liggen nieuwe behandelingsdoelen tegen pathologische subsets van immuuncellen of fibroblasten reeds in het verschiet. Alternatieve strategieën waarbij het microbioom een rol speelt, kunnen echter ook een belangrijke rol spelen en het onderzoek op dit gebied neemt snel toe.