Achtergrond/doelen: De perimenopauzale en postmenopauzale toestanden gaan vaak gepaard met een verscheidenheid aan symptomen van hormonale onevenwichtigheid. Hoewel vasomotorische, vaginale en urogenitale symptomen de overhand hebben, kunnen ook gastro-intestinale klachten zoals een opgeblazen gevoel in de buik optreden. In deze studie onderzochten we de aard en prevalentie van gastro-intestinale en prikkelbare darm syndroom (IBS)-achtige klachten bij vrouwen die hun climacterische en postmenopauzale periode doormaken.

Patiënten/methoden: 228 vrouwen (170 postmenopauzaal en 58 premenopauzaal) die zich meldden bij een eerstelijnspraktijk die zich beperkte tot de gezondheid van vrouwen, werden prospectief geëvalueerd met een eerder gevalideerde gastro-intestinale klachtenvragenlijst, ontworpen om symptomen die wijzen op IBS te evalueren. Op het moment van hun deelname aan de studie kwam geen van deze vrouwen voor evaluatie van abdominale of urogenitale symptomen.

Resultaten: Achtendertig procent van de postmenopauzale vrouwen rapporteerden een veranderde darmfunctie, in tegenstelling tot 14% van de premenopauzale vrouwen (p < 0,001). Desondanks verschilden de twee groepen niet wat betreft het optreden van buikpijn, diarree of constipatie, die wijzen op IBS. De prevalentie van IBS-achtige klachten piekte tot 36% tijdens de climacterische periode (40-49 jaar). Laxeermiddelengebruik (9,4% prevalentie), gasvorming/overmatige winderigheid (48% prevalentie) en hartkloppingen/zuur regurgitatie (34% prevalentie) kwamen ook vaker voor bij postmenopauzale vrouwen. Oestrogeengebruik had geen invloed op de gastro-intestinale symptomen in een van de twee groepen.

Conclusies: Hoewel de mogelijke rol van veroudering op symptoomperceptie – ongeacht de hormonale status – niet kan worden uitgesloten, suggereren deze resultaten dat peri- en postmenopauzale vrouwen een hoge prevalentie hebben van veranderde darmfunctie en IBS-achtige gastro-intestinale klachten die zorgvuldig moeten worden beoordeeld. Als de diagnose IBS wordt bevestigd, kan een passende behandeling de symptomen van de patiënten verbeteren, hoewel deze aanpak verder moet worden bestudeerd.