Inleiding: Hoewel verlaging van LDL-C niveaus een prioriteit is bij de behandeling van dyslipidemie, worden niet alle coronaire gebeurtenissen voorkomen ondanks agressieve LDL-C verlaging, en de risicoreductie kan worden verbeterd door behandeling van aanvullende lipideafwijkingen. De Framingham-studie toonde als eerste het omgekeerde verband aan tussen HDL-C en het risico van coronaire hartziekten (CHD). Deze relatie was aanwezig bij alle niveaus van LDL-C, terwijl het hoogste risico geassocieerd was met een laag HDL-C en een hoog LDL-C. DE ANTIATHEROGENISCHE WERKINGEN VAN HDL-CHOLESTEROL: De anti-atherogene werking van HDL-C is complex. HDL-C speelt een belangrijke rol in het omgekeerde cholesteroltransport, waarbij cholesterol van de periferie naar de lever wordt gemobiliseerd. Daarnaast omvatten de cardioprotectieve effecten van HDL-C endotheelbescherming, ontstekingsremmende activiteit, evenals antioxiderende en antitrombotische effecten.

Behandeling van laag hdl-cholesterol: Naast het verlagen van LDL-C, verhogen statines HDL-C met 5 tot 15% door het verhogen van apolipoproteïne A-I synthese. Fibraattherapie resulteert in een verhoging van HDL-C met 10 tot 25% door activering van PPAR- , die de hepatische apolipoproteïne A-I genexpressie stimuleert. Niacine is het meest effectieve middel om HDL-C te verhogen, met een toename van 15 tot 35%. De bijwerkingen van niacinetherapie, die grotendeels door prostaglandinen wordt gemedieerd, kunnen tot een minimum worden beperkt door het gebruik van nicotinezuur in een formule met verlengde afgifte. Combinatietherapie met HDL-verhogende middelen, zoals nicotinezuur en statine, verhoogt duidelijk HDL-C, verlaagt LDL-C en verbetert de verdeling van de lipoproteïnen in subklassen.

Conclusie: Nieuwe therapeutische modaliteiten bij de behandeling van laag HDL-C en verlaging van LDL-C, in combinatie of als monotherapie, kunnen extra voordelen bieden bij het verminderen van het CHD-risico.