Achtergrond: Het thoracic outlet syndroom (TOS) is een van de meest controversiële klinische entiteiten in de geneeskunde. Ondanks vele rapporten van operatieve en niet-operatieve interventies, ontbreekt het aan rigoureus wetenschappelijk onderzoek van dit syndroom dat leidt tot evidence based management.

Doelstellingen: Het evalueren van de gunstige en ongunstige effecten van de beschikbare operatieve en niet-operatieve interventies voor de behandeling van het thoracic outlet syndroom.

Zoekstrategie: We doorzochten het Cochrane Neuromuscular Disease Group Trials Specialized Register (juli 2009), The Cochrane Central Register of Controlled Trials (The Cochrane Library Issue 2, 2009), MEDLINE (januari 1966 tot juni 2009), EMBASE (januari 1980 tot juni 2009), CINAHL (januari 1981 tot juni 2009 ), AMED (januari 1985 tot juni 2009 ) en referentielijsten van artikelen.

Selectiecriteria: We selecteerden gerandomiseerde of quasi-gerandomiseerde studies in elke taal van deelnemers met de diagnose van elk type thoracic outlet syndroom (neurogeen, vasculair, en ‘betwist’). De primaire uitkomstmaat was verandering in pijnwaardering op een gevalideerde visuele analoge of vergelijkbare schaal ten minste zes maanden na de interventie. De secundaire uitkomsten waren verandering in spierkracht en bijwerkingen van de interventies.

Gegevensverzameling en analyse: Vier auteurs selecteerden onafhankelijk van elkaar de studies die werden geïncludeerd en extraheerden de gegevens. De ene geïncludeerde studie werd beoordeeld op risico van vertekening volgens de methoden aanbevolen in het Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions.

Belangrijkste resultaten: Deze review werd bemoeilijkt door een gebrek aan algemeen geaccepteerde criteria voor de diagnose van TOS en moest uitsluitend afgaan op de diagnose van TOS door de onderzoekers in de gereviewde studies. Er waren geen studies waarin natuurlijke progressie werd vergeleken met een actieve interventie. In één studie met een hoog risico op bias met 55 deelnemers verminderde transaxillaire resectie van de eerste rib de pijn meer dan supraclaviculaire neuroplastie van de plexus brachialis. Er waren geen bijwerkingen in beide groepen.

Conclusies van de auteurs: Deze review werd bemoeilijkt door een gebrek aan algemeen aanvaarde diagnostische criteria voor de diagnose van TOS. Er was bewijs van zeer lage kwaliteit dat transaxillaire eerste rib resectie de pijn meer verminderde dan supraclaviculaire neuroplastiek, maar geen gerandomiseerd bewijs dat een van beide beter is dan geen behandeling. Er is geen gerandomiseerd bewijs ter ondersteuning van het gebruik van andere momenteel gebruikte behandelingen. Er is behoefte aan een overeengekomen definitie voor de diagnose van TOS, vooral de betwiste vorm, overeengekomen uitkomstmaten en gerandomiseerde trials van hoge kwaliteit die de uitkomst van interventies vergelijken met geen behandeling en met elkaar.