Wm. Theodore de Bary :: Confucius verschijnt in de Analecten als een geleerde, als een leraar, als een moralist, als iemand die een gevoel van verantwoordelijkheid heeft voor openbare dienstverlening, en die zelf vaak probeerde die dienst te verlenen, die bereid was als ambtenaar te dienen als hij een heerser, een prins, kon vinden die naar hem wilde luisteren en die zou handelen in overeenstemming met de principes die Confucius geschikt achtte; met andere woorden, wat juist was.

Ji Kang Zi vroeg Confucius over regeren en zei: “Wat denk je van het doden van de slechten en het omgaan met de goeden?”

Confucius antwoordde: “Wat is in jouw regering de noodzaak van doden? Als je verlangt wat goed is, zal het volk goed zijn. Het karakter van een heerser is als de wind en dat van het volk is als gras. In welke richting de wind ook waait, het gras buigt altijd.”

Robert Oxnam :: De leer van Confucius gaat over de manier waarop mensen in hun dagelijks leven met elkaar omgaan. Hij zocht naar een orde in menselijke interacties die zou leiden tot sociale harmonie.

Irene Bloom :: Een van de elementen van het Confuciaanse gedachtegoed die als karakteristiek kunnen worden beschouwd, is de praktische aard ervan. Confucius hield zich in hoge mate bezig met die dingen die gekend konden worden in de loop van de gewone menselijke ervaring van het leven, in tegenstelling tot het Indiase denken van deze Axiale Tijd, dat zich in belangrijke mate bezighield met absolute kennis.

Confucius, wanneer hem vragen worden gesteld die te maken hebben met wat als de absolute kennis zou worden beschouwd, buigt af naar die vragen. Hij wil dat de mensen in het hier en nu leven, hun leven zo goed mogelijk leiden en zich niet bezighouden met zaken als een hiernamaals dat niet gekend kan worden.

Zilu vroeg naar het dienen van de geestelijke wezens. Confucius zei: “We weten nog niet hoe we de mensen moeten dienen, hoe kunnen we weten hoe we geesten moeten dienen?”

“Hoe zit het met de dood?” was de volgende vraag.

Confucius zei: “We weten nog niets over het leven, hoe kunnen we iets weten over de dood?”