Om de anatomie van de ischiocavernosus spier, bulbospongiosus spier, en tunica albuginea te onderzoeken en om hun relatie tot gladde spieren, die een sleutelelement van de sinusoïden van de penis is, te bepalen, voerden we cadaver dissectie en histologische onderzoeken van 35 volwassen menselijke mannelijke kadavers uit. De tunica van de corpora cavernosa is een tweelagige structuur die kan worden onderverdeeld in een binnenste circulaire laag en een buitenste longitudinale laag. De buitenste longitudinale laag is een onvolledige mantel die afwezig is tussen de 5- en 7-uurspositie, waar zich twee driehoekige ligamenteuze structuren vormen. Deze structuren, die de ventrale verdikkingen worden genoemd, zijn een voortzetting van de voorste vezels van de linker en rechter bulbospongiosusspieren. Aan de dorsale zijde, tussen de posities 1 uur en 11 uur, bevindt zich een gebied dat de dorsale verdikking wordt genoemd, een uitstralend aspect van de bilaterale ischiocavernosusspieren. In de corpora cavernosa bevat en ondersteunt de skeletspier de gladde spier, die een essentieel element is in de sinusoïden. Deze relatie speelt een belangrijke rol in het vermogen van de bloedvaten om het bloed toe te voeren dat nodig is voor de erectie, terwijl in het corpus spongiosum de skeletspier de gladde spier gedeeltelijk insluit om de ejaculatie in erectie mogelijk te maken. In de eikel echter is het distale ligament, een voortzetting van de buitenste longitudinale laag van de tunica, centraal gerangschikt en fungeert het als een stam van de eikel penis. Zonder dit sterke ligament zou de eikel te zwak zijn om de knikkende druk te dragen die tijdens de coïtus ontstaat. Er bestaat een significant verschil in de dikte van de dorsale verdikking, de ventrale verdikking, en het distale ligament tussen de potente en impotente groepen (P < of =.01). Samen verklaren de anatomische relaties tussen skeletspieren en gladde spieren in de menselijke penis vele fysiologische verschijnselen, zoals erectie, ejaculatie, de intracaverneuze drukstoot tijdens ejaculatie, en de terugtrekkracht tegen de eikelpenis tijdens anale vernauwing. Deze verbetering in de modellering van de anatomisch-fysiologische relatie tussen deze structuren heeft klinische implicaties voor penisoperaties.