Wij hebben 23 episoden van vermoedelijke alcoholische ketose prospectief bestudeerd om na te gaan of er objectieve bewijzen waren dat de patiënten enkele dagen voor de opname gestopt waren met het drinken van ethanol, en dat ze uitgehongerd waren. Acht patiënten hadden matige ketose (plasma 3-hydroxybutyraat 4,1-7,8 mmol/liter); zeven patiënten hadden milde ketose (2-4 mmol/liter); en acht hadden weinig of geen ketose (minder dan 2 mmol/liter). De laatste acht patiënten hadden voornamelijk melkzuurose (plasma lactaat 2,0-13,3 mmol/liter). Bij de meeste ketotische patiënten werd geen ethanol in het bloed aangetoond. De aanwezigheid van hongersnood werd ondersteund door het vinden van subnormale plasma triiodothyronine niveaus (minder dan 90 microgram/dl) bij zes van de zeven ketotische patiënten (gemiddeld 60 microgram/dl voor alle zeven). De ketotische patiënten hadden meestal laag-normale plasma-insuline-spiegels (3- 16 microU/ml), zoals gebruikelijk is bij verhongering. Onze bevindingen ondersteunen de voorheen niet gedocumenteerde overtuiging dat de meeste patiënten met alcoholische ketose enige tijd voor de opname stopten met het drinken van ethanol, en dat verhongering een belangrijke pathogenetische factor is bij de stoornis.